In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Get your book from the bookcase
Read in silence
In your notebook:
Book page: - title
- page number
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
Today
Reading time - 15 min
Irregular Verbs Quiz - 10 min
Bezit
Slide 2 - Tekstslide
Finish last lesson:
Read the texts (TB page 18 + 19)
Do ex 3 + 4 + 5 + 6 + 9a + 9b
timer
5:00
Finished?
- Read in your book
- Study irregular verbs
Next up:
Irregular Verbs Quiz
Slide 3 - Tekstslide
Irregular Verbs Quiz
Slide 4 - Tekstslide
Irregular verbs
To lose - ….. - …...
A
loose- losed
B
lost - lost
C
loes - lose
D
lost - lossed
Slide 5 - Quizvraag
Irregular verbs
to give - …... - …….
A
gaved - given
B
given - gave
C
give - give
D
gave - given
Slide 6 - Quizvraag
Irregular verbs
To ring - ….. - …...
A
rang - rung
B
ringed - rang
C
rong - rond
D
rung - rang
Slide 7 - Quizvraag
Irregular verbs
To catch - ….. - …...
A
caught - caught
B
catched - caught
C
caught - catched
D
catched - catched
Slide 8 - Quizvraag
Irregular verbs: Which one is correct? Winnen
A
to win - wan - wun
B
to win - wan - won
C
to win - won - wun
D
to win - won - won
Slide 9 - Quizvraag
Irregular verbs Which one is correct? Spreken
A
To speak - spoke - spoken
B
To speak - speaked - spoken
C
To speak - spoke - speaked
D
To speak - speaked - speaked
Slide 10 - Quizvraag
Irregular verbs Which one is correct? "denken"
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought
Slide 11 - Quizvraag
Irregular verbs do - did -.....
Slide 12 - Open vraag
Irregular verbs eat - ..... - eaten
Slide 13 - Open vraag
Irregular verbs forbid - ......... - forbidden
Slide 14 - Open vraag
Irregular verbs: wear - ....... - worn
Slide 15 - Open vraag
Irregular verbs become - .......... - ............
Slide 16 - Open vraag
Irregular Verbs: wedden (3 vormen)
Slide 17 - Open vraag
Irregular verbs steal - ......... - .........
Slide 18 - Open vraag
Irregular verbs: forget - ...... - ........
Slide 19 - Open vraag
Irregular verbs. How did you do?
A
green
B
yellow
C
red
Slide 20 - Quizvraag
Finished!
Well done!
Put your phone away for the next part !
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Bezit aangeven
Je kunt het bezit op drie manieren aangeven: 's (apostrof + s) ' (alleen een apostrof) ... of... ( 'of' tussen woorden in)
Slide 23 - Tekstslide
Bezit: ‘s
Je gebruikt bijna altijd ‘s : Kate’s books
> de boeken van Kate (Kate's boeken) Mum’s bike
> de fiets van mama (mama's fiets) The children’s teacher
> de leraar van de kinderen
>>enkelvoud
>> meervoud maar niet op s
Slide 24 - Tekstslide
Bezit: ‘
Maar, als een woord (meervoud) al eindigt op een –s. Gebruik je alleen een apostrof ‘ : The students’ books > De boeken van de studenten. My parents’ house > Het huis van mijn ouders. Those girls’ friends > De vrienden van die meisjes.
Slide 25 - Tekstslide
Wanneer je aan wilt geven dat iets ergens bij hoort, gebruik je:
…of… (Voor dingen, plaatsen en landen)
Beginning of the song > het begin van het liedje The capital of England > de hoofdstad van Engeland The roof ofthe school > het dak van de school
Slide 26 - Tekstslide
Possessive
's
'
of
Slide 27 - Tekstslide
What's the difference?
The boy's book is green.
The boys' book is green.
Slide 28 - Tekstslide
What's the difference?
The boy's book is green. > Het boek van de jongen is groen.
The boys' book is green. > Het boek van de jongens is groen.
Enkelvoud: 's
Meervoud: '
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Wat moet er op de open plek? This is _______ iPad. (Lisa)
A
Lisa's
B
Lisa'
C
Lisas
D
Lisa of
Slide 31 - Quizvraag
Wat moet er op de open plek? This is the ____________ London (tower)
A
tower's
B
tower'
C
towers
D
tower of
Slide 32 - Quizvraag
Wat moet er op de open plek? This is the _______ room. (parents)
A
parent's
B
parents'
C
parents
D
Parents of
Slide 33 - Quizvraag
Choose the correct form of possessive: The _________ is upstairs.
A
childrens' room
B
children's room
C
room of children
D
room's of children
Slide 34 - Quizvraag
Choose the correct form of possessive: My _________ was not expensive.