8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen GRT

Welkom 4 Mavo!
Voor de start van de les wil ik je vragen om...
- ... je iPad in de tas te laten.
- ... je scheikunde boek + BINAS 
op tafel te leggen. 

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 4 Mavo!
Voor de start van de les wil ik je vragen om...
- ... je iPad in de tas te laten.
- ... je scheikunde boek + BINAS 
op tafel te leggen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1) Moeilijke opdracht van 8.3 bespreken
2) Uitleg 8.4
3) Aan de slag met 8.4

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan om de massaverhouding te bepalen
  • Stap 1: noteer de reactievergelijking 
  • Stap 2: schrijf je gegevens en wat er gevraagd is op. 
  • Stap 3: bepaal de molecuulmassa's (van gegeven en gevraagd), neem hierin ook de coëfficiënt mee!
  • Stap 4: Maak verhoudingstabel
  • Stap 5: Reken de som uit! (en schrijf de som ook op!)

Slide 3 - Tekstslide

Samen opdr. 8 (p.106-107) bespreken

Slide 4 - Tekstslide

8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van reactievregelijkingen:
Geef de reactievergelijking van de                                  volledige verbranding van methaan.

  • ... CH4 (g) + ... O2 (g) --> ... CO2 (g) + ... H2O (l)
  • ... CH4 (g) + 2 O2 (g) --> ... CO2 (g) + 2 H2O (l)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 6 - Tekstslide

  • Er moet een brandstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld aardgas.
  • Je moet zuurstof (O2) toevoegen.
Als je een stof gaat verbranden zijn er altijd drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:
  • En er is een ontbrandingstemperatuur aanwezig.
  • De ontbrandingstemperatuur is nodig om de verbranding te kunnen starten. 
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 7 - Tekstslide

  • Bij de verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide.
  • C (s) + O2 (g) → CO2 (g)
  • Bij de verbranding van zwavel ontstaat zwaveldioxide.
  • S (s) + O2 (g) → SO2 (g)
  • Bij de verbranding van waterstof ontstaat water.
  • 2 H2 (g) + O2 (g) → 2 H2O (l)
Bij de verbranding van stoffen ontstaan de oxiden van de elementen die in die stoffen zitten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 8 - Tekstslide

Om een stof te verbranden heb je een brandstof nodig.
Bekende voorbeelden van brandstoffen zijn de   fossiele brandstoffen;
  • steenkool (koolstof)
  • aardgas (voornamelijk methaan, CH4)
  • aardolie (mengsel met moleculen met veel C (en H) atomen) bijvoorbeeld benzine C8H18.
  • aardgas/aardolie = koolwaterstoffen (C,H atomen)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 9 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
  1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
  2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof).
Volledig en onvolledig heeft betrekking op de reactieproducten. Zowel bij de volledige als onvolledige verbranding van het element waterstof ontstaat de stof water.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 10 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof                 aanwezig (overmaat zuurstof)
Bij de volledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstofdioxide (CO2)
  • zwavel (S) ontstaat zwaveldioxide (SO2)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 11 - Tekstslide

Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
   2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof               aanwezig (ondermaat zuurstof)
Bij de onvolledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
  • koolstof (C) ontstaat koolstof (roet) (veroorzaakt gele vlam) en/of koolstofmonoxide (CO)
  • CO wordt ook wel kolendamp genoemd
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 12 - Tekstslide

8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak 8.4 opdr. 1 t/m 15 (p. 112-121)

Huiswerk voor de volgende les: 
8.4 opdr. opdr. 1 t/m 15 (p. 112-121) afmaken
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Je gebruikt een reagens om een stof aan te tonen.
Een reagens moet gevoelig en selectief zijn:
  • Een gevoelig reagens toont een kleine hoeveelheid van een stof aan.
  • Een selectief reagens toont slechts weinig stoffen aan.
  • Hoe selectiever en gevoeliger, hoe beter het reagens.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video