1.4 Cellen van dieren en planten

1.4 Cellen van dieren en planten
Thema 1 Organen en Cellen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 Cellen van dieren en planten
Thema 1 Organen en Cellen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al/nog?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het kleinste organisatieniveau dat biologen onderzoeken?
A
Cel
B
Weefsel
C
Orgaanstelsel
D
Orgaan

Slide 3 - Quizvraag

Wat is tussencelstof?
A
Een stof die cellen verbindt met organen
B
Een stof die cellen voedt
C
Een stof die cellen vormt
D
Een vloeistof of harde stof tussen cellen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een weefsel?
A
Een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan bestaande uit verschillende weefsels
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
D
Een verzameling van organen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zien cellen eruit als je ze bekijkt met een microscoop?
A
Ze lijken 'plat' en zijn dat ook
B
Ze lijken 'plat', maar hebben in werkelijkheid diepte
C
Ze zijn altijd rond van vorm
D
Ze zijn altijd langwerpig van vorm

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een orgaanstelsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een weefsel bestaande uit verschillende cellen
C
Een deel van een organisme met een of meer functies
D
Een grotere organismen met meerdere organen

Slide 7 - Quizvraag

Begrippen 1.2 2/2
  • Ademhalingsstelsel
  • Bloedvatenstelsel
  • Bottenstelsel (geraamte)
  • Hormoonstelsel
  • Orgaanstelsel
  • Organisatieniveau


  • Spierstelsel
  • Uitscheidingsstelsel
  • Verteringsstelsel
  • Voortplantingsstelsel
  • Zenuwstelsel
  • Zintuigenstelsel 

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4
  • Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies

Slide 9 - Tekstslide

Dierlijke Cellen
  • Een dierlijke cel bestaat voor het grootste deel uit cytoplasma. Cytoplasma is een stroperige vloeistof van water met veel opgeloste stoffen.
  • Om het cytoplasma ligt een dun vlies: het celmembraan.
  • In het cytoplasma ligt de celkern. De celkern regelt alles wat er in een cel gebeurt.
  • Om de celkern ligt een dun vlies: het kernmembraan.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat ligt er om de celkern in een dierlijke cel?
A
Cytoplasma
B
Kernmembraan
C
Celmembraan
D
Water met opgeloste stoffen

Slide 12 - Quizvraag

Plantaardige cellen
Cellen van planten bestaan ook uit:
  • Cytoplasma
  • Een celmembraan
  • Een celkern
  • Kernmembraan
Maar plantencellen hebben nog meer onderdelen: een vacuole en korrels. Ook hebben ze een celwand

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een extra onderdeel dat aanwezig is in een plantencel?
A
Cytoplasma
B
Een vacuole
C
Een celwand
D
Een celkern

Slide 14 - Quizvraag

Celwand
De celwand is een stevig laagje om de cel heen. Kenmerken zijn:
  • De celwand wordt gemaakt door het cytoplasma van een plantencel.
  • De celwand zorgt voor stevigheid.
  • De celwand is tussencelstof. Dus geen onderdeel van de cel.
De celwanden sluiten niet aan. Hiertussen komen kleine holten voor: Intercellulaire ruimte. Deze zijn gevuld met lucht of water.

Slide 15 - Tekstslide

Wat vult de intercellulaire ruimte tussen celwanden?
A
Elektrolyten
B
Voedingsstoffen
C
Enzymen
D
Lucht of water

Slide 16 - Quizvraag

Vacuolen
  • In het cytoplasma liggen één of meer vacuolen.
  • Vacuolen zijn blaasjes die gevuld zijn met vocht.
  • Jonge plantencellen hebben meerdere kleine vacuolen.
  • Als de cellen ouder worden, vloeien de kleine vacuolen samen tot één grote vacuole.

Slide 17 - Tekstslide

Waar liggen vacuolen?
A
In de mitochondria
B
In de celkern
C
In het cytoplasma
D
In het celmembraan

Slide 18 - Quizvraag

Korrels
In het cytoplasma van plantencellen kunnen korrels voorkomen. Er zijn drie soorten korrels:
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels

Slide 19 - Tekstslide

Bladgroenkorrels
  • Bladgroenkorrels komen voor in de groene delen van de planten, vooral in de bladeren
  • Door bladgroenkorrels zien planten er groen uit.
  • In bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats
  • Door fotosynthese ontstaat glucose
  • Een plant gebruikt glucose als energiebron

Slide 20 - Tekstslide

Wat gebeurt er in bladgroenkorrels?
A
Voortplanting
B
Transpiratie
C
Ademhaling
D
Fotosynthese

Slide 21 - Quizvraag

Kleurstofkorrels
Kleurstofkorrels komen voor in de cellen van bloemen en vruchten met een gele, oranje of rode kleur.
Kleurstofkorrels geven bloemen en vruchten hun opvallende kleur.
Korrels kun van het ene type
Overgaan in het andere type

Slide 22 - Tekstslide

Zetmeelkorrels
  • Zetmeelkorrels zijn kleurloos
  • Ze komen onder andere voor in de cellen van aardappels
  • In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen.
  • Zetmeel is een belangrijke reservestof voor planten.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is zetmeel?
A
Een kleurstof voor voedsel
B
Een belangrijke reservestof voor planten
C
Een giftige stof voor dieren
D
Een bouwstof voor cellen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Begrippen 1.4
  • Bladgroenkorrel
  • Celkern
  • Celmembraan
  • Celwand
  • Cytoplasma
  • Kleurstofkorrel
  • Vacuole
  • Zetmeelkorrel 

Slide 27 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en functies

Slide 28 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 1.4: 1, 2, 4, 5, 6 en 9
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 1.4
Veel goed? -> Maken 10+ online extra 11 en 12

 

timer
25:00

Slide 29 - Tekstslide