27 september

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Hulpwerkwoord

Staat samen met een ander werkwoord in de zin.

bijv. wij hebben een ijsje gekregen.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
De ijsjes zijn gevallen.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Hebben jullie een ijsje gekregen?

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Vorig jaar ben ik op kamp geweest.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Mama heeft me geholpen.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Heb jij wel eens op schaatsen gestaan?

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Ik ben vaak gevallen.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Maar ik ben ook weer opgestaan.

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Het heeft gisteren veel geregend.

Ik begrijp het hulpwerkwoord.

Ja

Nee

Beetje

Voltooid deelwoord

Is het werkwoord wat zegt dat iets voltooid is. 

Vaak met ge-, be-, ver. 

Staat altijd met een hulpwerkwoord in de zin. 

Bijv. wij hebben een ijsje gekregen.

Wat is het voltooid deelwoord?
De ijsjes zijn gevallen.

Wat is het voltooid deelwoord?
Hebben jullie een ijsje gekregen?

Wat is het voltooid deelwoord?
Vorig jaar ben ik op kamp geweest.

Wat is het voltooid deelwoord?
Mama heeft me geholpen.

Wat is het voltooid deelwoord?
Heb jij wel eens op schaatsen gestaan?

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik ben vaak gevallen.

Wat is het voltooid deelwoord?
Maar ik ben ook weer opgestaan.

Wat is het voltooid deelwoord?
Het heeft gisteren veel geregend.

Ik begrijp het voltooid deelwoord.

Ja

Nee

Beetje