Breuken

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 8

Hoe noemen we het bovenste getal van de breuk?

1. Noemer
2. Teller

Hoe noemen we het onderste getal van een breuk?

1. Noemer
2. Teller

4 dingen die we kunnen doen met breuken:

1. Optellen

2. Aftrekken

3. Vermenigvuldigen

4. Delen

Wanneer mag je twee breuken optellen of aftrekken?

1. Wanneer de tellers gelijk zijn.
2. Wanneer de noemers gelijk zijn.
3. Er is geen eis.

2/8 + 3/8

1. 1
2. 2
3. 5/8
4. 5/16

2/8 + 3/5
Let op! (maak hem zo klein mogelijk)

1. 34/40
2. 17/20
3. 5/13
4. 36/40

Optellen (breuk)

6/7 - 3/7

1. 3/7
2. 9/14
3. 2/7
4. 3/14

1 3/8 - 4/7

1. 4/8
2. 45/56
3. 30/56
4. 3/7

Aftrekken (breuk)

2/3 x 4/5

1. 6/8
2. 6/15
3. 8/15
4. 9/15

Vermenigvuldigen (breuk)

Teller x teller

Noemer x noemer

5/8 x 2/3
Let op! (zo klein mogelijk)

1. 10/24
2. 5/12
3. 7/12
4. 2/3

6 x 2/3

1. 6
2. 4
3. 2 2/3
4. 1

4/8 : 2/3
Let op! (zo klein mogelijk)

1. 3/16
2. 13/16
3. 3/4
4. 2/4

Delen (breuk)

Delen door een breuk is het vermenigvuldigen met het omgekeerde

9/10 : 5/8

1. 45/80
2. 1 31/50
3. 4/8
4. 1 11/25

2 4/5 : 1 6/8

1. 8/14
2. 14/40
3. 7/40
4. 1 21/30

Korte samenvatting!

1. Optellen: eerst de noemers gelijk maken vervolgens optellen

2.Aftrekken: noemers gelijk maken daarna aftrekken

3. Vermenigvuldigen: teller x teller en noemer x noemer

4. Delen: Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde