Havo 3 - Grammatica W - H2 en H3

Welkom!
Pak je leesboek. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 
  • Lezen
  • Controleren huiswerk
  • Start Grammatica H3: wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Hoewel deze ook al kort voorbij kwam in De Brug, gaan we hier nogmaals aandacht aan besteden in H2 Woordsoorten. 

Slide 3 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt;

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten.

Slide 4 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
  • IETS - ZOIETS - NIETS - ALLES - WAT
  • IEMAND - NIEMAND - IEDEREEN
  • MEN - MENIG(E) - MENIGEEN - JE - HET
  • IEDER(E) - ELK(E) - EEN ZEKERE -ENE - EEN OF ANDER(E)

Slide 5 - Tekstslide

drie lastige gevallen
1. Als je de betekenis heeft van men:
              Moeilijkheden kun je maar beter vermijden.

2. Als wat de betekenis heeft van iets.
            Neem jij ook wat mee naar het feest?

3. Als het tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
             Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig.

Slide 6 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 1 t/m 4 van Grammatica Woordsoorten H2 
Ik bespreek alleen opdracht 1. Wil je dat ik ook kijk naar de andere opdrachten? Loop dan tijdens het zelfstandig werken even langs. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
1. Om iedereen een plezier te doen, werd elk bekend dansnummer wel gedraaid.
2. Of je nu gelegen of ongelegen bij hem aanklopt, onze conciërge staat altijd voor je klaar.
3. Van Petra hoef je niet meteen antwoord te verwachten op een vraag; ze laat zich altijd door alles en iedereen afleiden.
4. Zou je zoiets volgende keer niet meer tegen iemand willen zeggen, Sven?
5. Veel toeschouwers waren enthousiast, maar niemand juichte uitbundig.
6. Hebben jullie het al gehoord? Morgen wordt het stralend weer!

Slide 8 - Tekstslide

Start H3 Grammatica Woordsoorten
Het wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

We beginnen makkelijk
Er is in het Nederlands maar één wederkerig voornaamwoord:
Elkaar (heel soms wordt dit geschreven als 'mekaar').

Slide 10 - Tekstslide

Het wederkerend voornaamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Lees de volgende zin
Björn scheert zich.
Kan het woordje 'zich' vervangen worden door een ander woord?

Slide 12 - Tekstslide

Lees de volgende zin
Leonie schaamt zich.
Kan het woordje 'zich' vervangen worden door een ander woord?

Slide 13 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze zinnen?
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
 verplicht wederkerende werkwoorden en toevallig wederkerende werkwoorden.


Verplicht wederkerende werkwoorden worden gecombineerd met een wederkerend voornaamwoord dat gelijk is aan het onderwerp
Staat het onderwerp in de derde persoon, dan is het wederkerend voornaamwoord zich (hij schaamt zich).

Aan het wederkerend voornaamwoord wordt meestal niet het nadrukkelijke -zelf toegevoegd.


Slide 16 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Een voorbeeldzin met een verplicht wederkerend werkwoord is:


Hij bemoeit zich met mijn dochter.
Hij kan niet iemand anders bemoeien. 

WG = bemoeit zich




Slide 17 - Tekstslide


Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 18 - Tekstslide

Toevallig wederkerende werkwoorden

Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.
Hij kan wel iets anders wassen --> Hij wast de auto elke dag. 

Wast = wg en zich = lv 

Slide 19 - Tekstslide


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Blz 94 - 95:
Lees de theorie nog even goed door!
Maken:
 Opdracht 1 
Opdracht 2 (kww hoeft niet!)


Slide 21 - Tekstslide