Havo 3 - Grammatica W - H3

Welkom!
Pak je leesboek. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 
  • Lezen
  • Controleren huiswerk
  • Afronden Grammatica H3: wederkerend en wederkerig voornaamwoord
  • Extra opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

H3 Grammatica Woordsoorten
Het wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Er is in het Nederlands maar één wederkerig voornaamwoord:
Elkaar (heel soms wordt dit geschreven als 'mekaar').

Slide 4 - Tekstslide

Het wederkerend voornaamwoord

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
 verplicht wederkerende werkwoorden en toevallig wederkerende werkwoorden.


Verplicht wederkerende werkwoorden worden gecombineerd met een wederkerend voornaamwoord dat gelijk is aan het onderwerp
Staat het onderwerp in de derde persoon, dan is het wederkerend voornaamwoord zich (hij schaamt zich).

Aan het wederkerend voornaamwoord wordt meestal niet het nadrukkelijke -zelf toegevoegd.


Slide 7 - Tekstslide

Wederkerende werkwoorden
Een voorbeeldzin met een verplicht wederkerend werkwoord is:


Hij bemoeit zich met mijn dochter.
Hij kan niet iemand anders bemoeien. 

WG = bemoeit zich




Slide 8 - Tekstslide


Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien 
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen

Slide 9 - Tekstslide

Toevallig wederkerende werkwoorden

Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:

Hij wast zich elke dag.
Hij kan wel iets anders wassen --> Hij wast de auto elke dag. 

Wast = wg en zich = lv 

Slide 10 - Tekstslide


Toevallig
wederkerende werkwoorden


(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen

Slide 11 - Tekstslide

Controleren huiswerk
Opdracht 1 en 2 van H3 Grammatica Woordsoorten

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1
1 a je = wed.vnw (sloof je)
b zich = wed.vnw, zich = wed.vnw
c -
d elkaar = wedig.vnw, ons = wed.vnw
e zich = wed.vnw, zich = wed.vnw
f me = wed.vnw

2 - verplicht wederkerend: zich uitsloven, zich voornemen, met zich meebrengen
- toevallig wederkerend: zich scheren, zich laten zien, zich uitbreiden, zich voorstellen

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2
(1) je = pers.vnw, (wordt = kww) smaak = zn
(2) Dat = aanw.vnw, je = bez.vnw, goed = bw
(3) De = blw, andere = bn, in = vz
(4) zich = wed.vnw
(5) verliest = zww
(6) en = vgw, een = olw, veel = onbep.telw
(7) kauwvermogen = zn, kunnen = hww, komen = zww
(8) je = pers.vnw, van = vz, jongere = bn

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar Nieuw Nederlands online en maak de extra opdrachten bij:

De Brug - Grammatica woordsoorten
H2 - Grammatica woordsoorten
H3 - Grammatica woordsoorten

Slide 15 - Tekstslide