Formuleren les 1 - klas 8

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is formuleren:
  • Een tekst aantrekkelijker maken door te variëren in woordkeus en zinsbouw
  • Het herkennen van fouten 
  • Als je de fouten in formuleringen kent, ga je ze zelf minder maken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

  • de regels voor het gebruik van als en dan in combinatie met woorden als ik/mij, jij/jou, enz.
  • verwijswoorden gebuiken die passen bij het woordgeslacht.
  • verbindingswoorden gebruiken.
(herhaling klas 7)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn drie trappen van vergelijking:
  • de stellende trap
  • de vergrotende trap, op -er
  • de overtreffende trap, op -st

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen:
  • woord eindigd op -r:  in vergrotende trap -der 
    helder-helderder
  • woord eindigd op -s: in de overtreffende trap alleen een -t
    vers-verst
  • woord eindigd op -st: in de overtreffende trap meest ervoor  
    vast-meest vast

Slide 7 - Tekstslide

Vul (in je hoofd) de persoonsvorm in om vast te stellen welk persoonlijk voornaamwoord er moet staan
  • Jij bent even groot als ik (ben) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

hen/hun
hen:
  • lijdend voorwerp (Ik bekijk hen)
  • na een voorzetsel (ik geef het boek aan hen)


hun:
  • meewerkend voorwerp (Ik gaf hun het boek)
  • bezit (Het is hun tafel)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1.  Alles dat hij doet gaat verkeerd!
2. Meneer, kunt u mij de pen even geven dat daar ligt?
3. De partij wil zijn kiezers goed vertegenwoordigen.
4. Het hoogste dat hij springt is 1.20m.
5. Schrijf het maar op het bord die daar hangt.
6. Ik zit tussen hun. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

timer
15:00
blz. 36 - 37
hulpmiddel: woordenboek (op de telefoon)
Klaar?
- extra opdracht

Slide 14 - Tekstslide

timer
15:00
Nakijken

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk




Slide 16 - Tekstslide

opdracht
Je gaat samen met een klasgenoot een 'drieluik' maken. Het drieluik bestaat uit drie foto's: De eerste foto is de eerste trap, de stellende trap. De tweede foto is de tweede trap, de vergrotende trap. De derde foto is de derde trap, de overtreffende trap. Stuur het eindproduct naar je docent. Jullie docent let op: De inhoud: Is het duidelijk welke trap van vergelijking jullie hebben gefotografeerd? De vorm: Is jullie drieluik met zorg gemaakt? De originaliteit: Lukt het jullie om een trap van vergelijking in beeld te brengen die niemand anders heeft gekozen?

Slide 17 - Tekstslide