hst 2 paragraaf 2 "eigenschappen van stoffen"

Hst 2.2 "eigenschappen van stoffen"
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hst 2.2 "eigenschappen van stoffen"

Slide 1 - Tekstslide

paragraaf 2
Eigenschappen van stoffen

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling H2.1
  • Uitleg paragraaf 2.2
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 2.2

Slide 3 - Tekstslide

Onthouden!
  • Een stof is waarvan iets gemaakt is.
  • Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken.
  • Materialen kun je indelen in metalen en niet-metalen.
  • Staal is een hard en sterk metaal.
  • Aluminium is een licht metaal.
  • Voorbeelden van niet-metalen zijn: glas, steen, papier, hout en kunststof.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat een stof-eigenschap is. 
  2. Je kunt voorbeelden geven van stof-eigenschappen. 

Slide 5 - Tekstslide

Introductie
Het is wit en je kunt erop schrijven. Je kunt het scheuren en vouwen. Dat moet wel papier zijn! Er is geen andere stof waarmee je precies hetzelfde kunt doen.

Slide 6 - Tekstslide

Eigenschap

Iemand zegt: “Het is wit en je kunt erop schrijven.” Dan kan het papier zijn. Maar het kan ook een witte muur zijn. Of een witte tafel. Nu zegt hij erbij: “Je kunt het gemakkelijk scheuren en vouwen.” Nu weet je zeker dat het papier is. Want er is geen andere stof waarover je precies hetzelfde kunt zeggen.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld


Je kunt een stof herkennen aan de bijzonderheden. Probeer maar eens:
• Het is doorzichtig.
• Het is hard.
• Het is erg breekbaar.

Je weet nu misschien al welke stof het is. Het is glas. De bijzonderheden van glas zijn: doorzichtig, hard en breekbaar. Dit zijn de eigenschappen van glas.

Slide 8 - Tekstslide

Stof-eigenschap




De bijzonderheden van een stof noem je de stof-eigenschappen. Aan de stof-eigenschappen kun je een stof herkennen. In tabel 1 staan voorbeelden van stof-eigenschappen. In de derde kolom staat een voorbeeld waar de stof gebruikt is.

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt een stof herkennen aan de bijzonderheden
De bijzonderheden van de stof noem je stof-eigenschappen
Welke stof-eigenschappen ken jij?
Sterk, licht, doorzichtig, elastisch, geur, smaak,brandbaar

Slide 10 - Tekstslide

Waar gebruik je stoffen voor?

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen hoe je stoffen kunt herkennen. 
  2. Je weet waarom je nooit mag proeven van een stof. 

Slide 12 - Tekstslide

Stoffen herkennen
In welke fles zit water?
water, wasbenzine en azijn
welke 2 stof-eigenschappen
gelden voor al de 3 flessen?
hoe kun je dat onderzoeken?

Slide 13 - Tekstslide

Je kunt stoffen herkennen door te kijken, voelen, schudden en ruiken.
Maar je mag bij onderzoek nooit ..............

Slide 14 - Tekstslide

We gaan nu de volgende opgaven maken
1 tot en met 8
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Je kunt de verschillende fasen van water benoemen.

Slide 18 - Tekstslide

vast, vloeibaar en gas
water komt in 3 fasen voor
Kent elke stof 3 fasen?

Bij welke temperatuur verandert water van fase?

bij welke temperatuur verandert ijzer van fase (wordt het vloeibaar)? 



1538 graden

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Je kunt de fase-veranderingen van een stof benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wat iedere fase-verandering betekent.

Slide 20 - Tekstslide

veranderen van fase
welke fase herken jij?

Slide 21 - Tekstslide

Tabel met smeltpunt, stolpunt en kookpunt

Slide 22 - Tekstslide

Stof-eigenschappen
Het smelpunt
Het kookpunt
Het stolpunt
Bij welke temperatuur gaat water koken?
Bij welke temperatuur smelt soldeertin?
Bij welke temperatuur stolt een kaars?
rond 180 graden
ongeveer 55 graden

Slide 23 - Tekstslide

We gaan nu de volgende opgaven maken
9 tot en met 22

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is en in welke eenheid dichtheid uitgedrukt wordt.
  2. Je kunt aan de hand van dichtheid van stoffen uitleggen waarom een stof zinkt, zweeft of drijft.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Dichtheid van een stof
Het volume van elk blokje is 1 kubieke centimeter
Waarom zijn niet alle blokjes even zwaar?

Slide 31 - Tekstslide

tabel met dichtheid van een aantal stoffen
We gaan meestal vergelijken met dichtheid van water!

Slide 32 - Tekstslide

Zinken, en drijven zweven
Waarom zinkt een schip van ijzer niet?

Slide 33 - Tekstslide

We gaan nu de volgende opgaven maken
23 tot en met 33

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Onthouden!

Elke stof heeft bijzonderheden.
De bijzonderheden van een stof noem je de stof-eigenschappen.
Je kunt een stof herkennen aan de stof-eigenschappen.
Je kunt veel stoffen herkennen door te kijken, voelen, schudden en ruiken.
Je mag bij een onderzoek nooit proeven van een stof.

Slide 38 - Tekstslide

Onthouden!

Fase-verandering is het veranderen van een stof naar een andere fase.
De fase-veranderingen zijn: smelten, stollen, verdampen, condenseren.
Smelten is van vast naar vloeibaar.
Stollen is van vloeibaar naar vast.
Verdampen is van vloeibaar naar gas.
Condenseren is van gas naar vloeibaar.

Slide 39 - Tekstslide

Onthouden!

Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een vaste stof vloeibaar wordt.
Het kookpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof gaat koken.
Het stolpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof verandert in een vaste stof.
Smeltpunt, stolpunt en kookpunt zijn stof-eigenschappen.
De dichtheid van een stof is de massa van 1 cm3 van die stof.
Een blokje met een grotere dichtheid dan water, zinkt in water.
Een blokje met een kleinere dichtheid dan water, drijft op water.
Een blokje met dezelfde dichtheid als water, zweeft in het water.

Slide 40 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat een stof-eigenschap is. 
  2. Je kunt voorbeelden geven van stof-eigenschappen. 
  3. Je kunt uitleggen hoe je stoffen kunt herkennen. 
  4. Je weet waarom je nooit mag proeven van een stof. 
  5. Je kunt de verschillende fasen van water benoemen. 
  6. Je kunt de fase-veranderingen van een stof benoemen en uitleggen wat ze betekenen. 
  7. Je kunt uitleggen wat het smeltpunt, stolpunt en kookpunt van een stof zijn. 
  8. Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is en in welke eenheid dichtheid uitgedrukt wordt.
  9. Je kunt aan de hand van dichtheid van stoffen uitleggen waarom een stof zinkt, zweeft of drijft.

Slide 41 - Tekstslide