H7.2C

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom!

Log in op lessonUp

Leerdoelen voor deze les:

• Hoeken kunnen berekenen met de sinus, cosinus en tangens in een gelijkbenige driehoek

Maar eerst even een testje om te kijken of je hoeken kan bereken met de sinus, cosinus en tangens

Ik wil de lengte van AC weten, ik gebruik dan de 

1. sinus
2. cosinus
3. tangens

Ik wil de lengte van AB weten, ik gebruik dan de 

1. sinus
2. cosinus
3. tangens

Ik wil weten hoe groot hoek T is, ik gebruik dan de

1. sinus
2. cosinus
3. tangens

Wat moet ik als 1e doen als ik in een gelijkbenige driehoek de zijden weet en een hoek wil uitrekenen.

De 1e stap is een loodlijn tekenen zodat je er twee rechthoekige driehoeken van maakt

Ik wil weten hoe groot hoek A is, welke rechthoekige driehoek moet ik gebruiken?

Ik wil weten hoe groot hoek A is, dan gebruik je rechthoekige driehoek ADC

Vanuit hoek A gezien weet ik de lengte van

1. aanliggende en overstaande rechtshoekzijde
2. aanliggende rechtshoekzijde en schuine zijde
3. overstaande rechtshoekzijde en schuine zijde

Vanuit hoek A weet je de Aanliggende rechtshoekzijde en de Schuine zijde, dus CAS. Je gebruikt dus de Cosinus

cos hoek A= AD

                           AC

___

Vanuit hoek A weet je de Aanliggende rechtshoekzijde en de Schuine zijde, dus CAS. Je gebruikt dus de Cosinus

cos hoek A=                = 

                           

​AC​​AD​​

​6​​2​​

Vanuit hoek A weet je de Aanliggende rechtshoekzijde en de Schuine zijde, dus CAS. Je gebruikt dus de Cosinus

cos hoek A=                = 

                           

​AC​​AD​​

​6​​2​​

hoek A= cos-1(2:6)=70,5o