1. Je kent alle woorden en zinnen van U3
2. Je kan onderscheidt maken tussen een bvnw en een bw en deze toepassen in de goede vorm.
3. Je kent de werwoorden perdre, devoir, recevoir en kan deze in de présent, passé-composé, futur en imparfait toepassen.
4. Je kan jezelf kort beschrijven in 5 zinnen. Naam, leeftijd,sport, etc.
Bedenk op wij jij lijkt: Je ressemble à........