Leenwoorden 2

Les 2
Leermiddelen voor deze les:
Wereldkaart, geeltjes met leenwoorden, woordschriften van de leerlingen, leenwoordenboeken, etymologische woordenboeken, 6 computers, A4-papier, een printer om plaatjes uit te printen.



1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 2
Leermiddelen voor deze les:
Wereldkaart, geeltjes met leenwoorden, woordschriften van de leerlingen, leenwoordenboeken, etymologische woordenboeken, 6 computers, A4-papier, een printer om plaatjes uit te printen.



Slide 1 - Tekstslide

FASE 1: TAALAANBOD
In de aanbodfase krijgen de leerlingen 60 leenwoorden van over de hele wereld aangeboden. De woorden zijn op geeltjes geschreven.

Voorbereiding: Neem de woorden die op de volgende dia staan over op geeltjes.

Er volgt een opdracht met de woorden en informatie over leenwoorden verderop in deze les.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

FASE 2: ZOEKFASE
Classificeren: Woorden kunnen worden ingedeeld in een bepaalde klasse. Je kunt iets alleen indelen in een klasse op grond van gemeenschappelijke kenmerken. (Huizenga, 2001, p.68). Een gemeenschappelijk kenmerk kan het land van herkomst zijn. Met behulp van het leenwoordenboek en het Van Dale Groot Etymologisch woordenboek (Van Veen & Van der Sys, 1996) gaan de leerlingen de geeltjes met leenwoorden in de landen van herkomst plakken. Ze gaan opzoeken uit welk land ieder leenwoord komt. De leerlingen mogen ook de website etymologiebank.nl (http://www.etymologiebank.nl/) raadplegen.

Slide 4 - Tekstslide

FASE 3: SAMENVATTEN
De kennis over leenwoorden wordt samengevat in het woordenschrift.
In groepjes krijgen leerlingen vier woorden uit vier verschillende talen om te verwerken in een woordvierkant in hun woordschrift: communiceren, magazijn, systeem en theorie. Deze vier woorden komen voor op de basislijst schooltaalwoorden.
Het woordvierkant bestaat uit vier onderdelen:
1. De leerling omschrijft het woord in eigen woorden.
2. De leerling zoekt of tekent een afbeelding bij het woord.
3. De leerling geeft informatie over het woord: woordsoort, uitspraak, leenwoord.Beantwoord ook 3 vragen: Wat is een leenwoord.  Hoe heb je het woord herleid, inclusief bronvermelding. Waar komt dit woord vandaan?
4. De leerling geeft vier voorbeeldzinnen met het leenwoord.



Slide 5 - Tekstslide

Eindterm: Aan het einde van deze les kan ik:


•    voorbeelden van leenwoorden noemen
•    de herkomst van leenwoorden herleiden
•    een definitie geven van het begrip leenwoorden



Slide 6 - Tekstslide

Er wordt gecontroleerd of de beoogde lesdoelen behaald zijn door:



  • De woordvierkanten te controleren waarin de leerlingen de herkomst van hun vier woorden   vermelden en in eigen woorden uitleggen wat een leenwoord is.

Slide 7 - Tekstslide

Taalvaardigheden die aan bod komen:

Receptieve vaardigheden:
•    Lezen van informatie tijdens het zoeken naar leenwoorden.
•    Luisteren naar elkaar tijdens het samenwerken.
Productieve vaardigheden:
•    Spreken: overleggen tijdens het verzamelen van informatie over de woorden.
•    Schrijven van teksten in het woordvierkant.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1.
Verdeel de klas in vier groepen en geef iedere groep een gelijk aantal geeltjes. Iedere groep gaat op zoek naar de herkomst van de leenwoorden en plakt ze op de juiste plek in de landkaart. Het is het leukst om een echte landkaart te gebruiken.
Indelen in de juiste taal is een inductieve werkvorm: de leerlingen gaan aan de hand van voorbeelden zelf ontdekken waar deze woorden allemaal vandaan komen: Woorden herleiden en op de juiste plek in de wereldkaart plakken. Dit is een gesloten opdracht. De woorden worden aangereikt, de leerlingen produceren geen taal.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2.
 Woordvierkant maken is een inductieve werkvorm: de leerlingen gaan aan de hand van vier leenwoorden:
•    de betekenis van ieder woord onderzoeken.
•    de vorm van ieder woord onderzoeken.
•    de herkomst van ieder woord onderzoeken.
•    het gebruik van ieder woord onderzoeken.
De opdracht is meer open dan de vorige opdracht omdat de leerlingen aan de hand van voorbeelden zelf informatie moeten geven over de woorden in hun woordschrift.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Prezi
In groepjes van 5 leerlingen

Slide 13 - Tekstslide

Nabespreken
Voorbeeldzinnen bespreken.
Herhalen welke woorden er opgezocht zijn in opdracht 1.
Checken of betekenis van 'herkomst van woorden' duidelijk is.

Slide 14 - Tekstslide