Leenwoorden 1

Inductieve les over Leenwoorden. Lesdoel:

Dat vertel je aanvankelijk niet aan de leerlingen om verwondering van leerlingen te behouden. Aan het eind van deze eerste les hebben leerlingen ontdekt dat bepaalde woorden in het Nederlands zijn overgenomen uit andere talen. Zij kunnen zeker 10 concrete voorbeelden geven van leenwoorden en zij kunnen de herkomst van leenwoorden achterhalen met behulp van het leenwoordenboek.

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Inductieve les over Leenwoorden. Lesdoel:

Dat vertel je aanvankelijk niet aan de leerlingen om verwondering van leerlingen te behouden. Aan het eind van deze eerste les hebben leerlingen ontdekt dat bepaalde woorden in het Nederlands zijn overgenomen uit andere talen. Zij kunnen zeker 10 concrete voorbeelden geven van leenwoorden en zij kunnen de herkomst van leenwoorden achterhalen met behulp van het leenwoordenboek.

Slide 1 - Tekstslide

Zwarte dia's
De zwarte dia's zijn ter informatie voor de docent. De overige dia's zijn voor gebruik in de les. De dia's staan in volgorde van gebruik. Sommige zwarte dia's blikken een aantal dia's vooruit en geven uitleg over de werkvormen die gaan volgen.

Slide 2 - Tekstslide

Benodigdheden
  1. Mand met boodschappen: zie producten op dia 6. Tip: verzamel lege verpakkingen
  2. Digibord
  3. Etymologisch woordenboek / leenwoordenboek
  4. Laptops en mobieltjes
  5. Wereldkaart
  6. Pen en papier voor leerlingen

Slide 3 - Tekstslide

Lesvoorbereiding
  1. Prezi accounts aanmaken voor alle leerlingen.
  2. Denkvragen bij de hand houden bij de dia's.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg bij dia 6 - boodschappen
‘De boodschappen in de mand kun je in 4 groepen verdelen. Jullie krijgen 1 minuut de tijd om na te denken hoe je ze in 4 groepen kunt verdelen. Overleg maar met elkaar. Ik zet de timer aan, als de tijd om is gaat er een belletje. Succes!’ Na halve minuut een hint: ‘Jullie hebben nu het vak Nederlands. Denk na over taal’

Slide 5 - Tekstslide

Sorteer de boodschappen
capucino   -   crême-fraiche   -   tomaat  
kroepoek   -   avocado   -   bouillon 
mango   -   bonbon   -   jus dórange
sambal   -   cacao   -   croissant   -   patat 
pizza   -   loempia   -   pasta   -   mozzarella  
tiramisù  chips  ketjap

timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

uitleg dia 8
Instructieprincipe: feedback spontane taaluitingen
werkvorm: onderwijsleergesprek
Introduceren van het verschijnsel leenwoorden door een afbeelding met voorbeelden van bekende Engelse leenwoorden (term niet benoemen). Richten op welke woorden de leerlingen kennen / voorkennis activeren.

Slide 7 - Tekstslide

 

Slide 8 - Tekstslide

uitleg dia 10 t/m 16
Dia 10. Gebruik van voorbeelden in een andere context: Filmfragment over immigratie. Dit is een luisteropdracht. Vraag: Welke landen werden er allemaal genoemd?
Dia 11. Instructieprincipe: doelgerichte vragen stellen - werkvorm: onderwijsleergesprek.
Dia 12. Introductie van de term leenwoorden. Taalvaardigheid luisteren: Filmfragment van een man op reis. Introductie van de term Franse leenwoorden met voorbeelden.
Dia 13. Inductieve werkvorm: taalspel - woordweb maken: De leerlingen gaan nog meer Franse leenwoorden verzamelen door met elkaar een digitaal woordweb in te vullen. Dit vraagt om individueel na denken. Daarna wordt klassikaal bekeken welke woorden de leerlingen gevonden hebben. Ik heb positieve ervaringen met het digitale woordweb, dit vinden leerlingen leuk. (Duidelijke afspraken maken vooraf)
Dia 14, 15, 16: Analyseren en vergelijken

 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Er wonen mensen uit verschillende culturen in Nederland.
•    Welke landen hebben jullie gehoord in het fimpje?
•    Zal imigratie van mensen invloed hebben op de taal?
•    Op welke manier?
•    Weet je een woord dat via immigranten in het Nederlands is terecht gekomen?

Slide 11 - Tekstslide

Franse leenwoorden

Slide 12 - Woordweb

Opdracht bij volgende dia:
Samen met je buurman of buurvrouw
Pak pen en papier!
Schrijf zoveel mogelijk Franse leenwoorden op die je in het volgende filmpje hoort.



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Vergelijk jullie lijst
met de voor/achterburen
Hoeveel woorden hebben jullie bij elkaar gevonden?

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg dia 18-23:
Instructieprincipe: hardop denken om denkprocessen aan leerlingen duidelijk te maken.
Ik demonstreer hoe ik te werk ga bij abstracte denkprocessen:
Dia 18. Even denken, zijn de Fransen de enigen geweest die Nederland binnenvielen? Er zijn toch ook andere volken geweest? Die zullen dan ook woorden met zich mee hebben gebracht.
Dia 20.  Chocola? Er groeien helemaal geen chocoladebonen in Nederland. Dat kan  haast geen Nederlands woord zijn. Ik doe voor hoe het leenwoordenboek gebruikt wordt.
Dia 22. Ik moet denken aan het woord kameel. Er komen oorspronkelijk helemaal geen kamelen voor in Nederland. Dat zou best wel eens een leenwoord kunnen zijn. Maar uit welke taal? Leerlingen zoeken zelf herkomst op.
Dia 23. Leerlingen zoeken herkomst op.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Franse leenwoorden- gesprek
  •     Hoe het komt dat er zoveel Franse woorden in onze taal zitten?
  •     Wie kent Napoleon?
  •     Achtergrond van taalverschijnsel: In 1812, was bijna geheel Europa Frans. Het gebied van de huidige Benelux-landen, alle Duitse steden ten westen van de Rijn en delen van Italië. Frankrijk controleerde Nederland en delen van Duitsland en Italië. Napoleon zette zelfs familieleden op de troon: zijn broer Lodewijk werd koning van Holland.
  •     Welke invloed heeft Napoleon daarmee op de Nederlands taal gehad?
  •     Wat voor invloed zou dat hebben op de taal van de rijke elite van die tijd, die in contact kwamen met het hof?
  •     Of op de taal van personeel dat voor de koning werkte?
  •     En voor mensen van de regering?
  •     Wat zou het voor je status betekenen als je in die tijd Frans kon spreken?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Chocola?
Waar komt dat vandaan?

Gebruik het ethymologisch woordenboek of het leenwoordenboek.

Slide 20 - Tekstslide


Slide 21 - Tekstslide

En het woord klamboe?

Waar komt dat vandaan?
Gebruik internet om het op te zoeken.

Slide 22 - Tekstslide

Stap 3 Controle en evaluatie

Dia 26. De laatste  minuten van de les kijken de leerlingen opnieuw naar de boodschappen. Ze moeten de producten nu met behulp van het leenwoordenboek ordenen op taal en kunnen zo ontdekken dat ‘chips’ het enige Engelse leenwoord is.

Er wordt gecontroleerd of de beoogde lesdoelen behaald zijn door:
•    De leerlingen kunnen met behulp van het leenwoordenboek de herkomst van woorden herleiden.
•    De leerlingen kunnen het product vinden dat óverblijft' /  niet in te delen is bij de overige leenwoorden die in 4 talen zijn in te delen.

Slide 23 - Tekstslide

Sorteer de boodschappen nu nog eens!

Gebruik de woordenboeken en het internet! Als je weet waar een woord/de boodschap vandaan komt schrijf je dat woord op een geeltje en plak je het in de wereldkaart.
Als het goed is past 1 product niet in een groepje. Welke?
Welk product is dat?
timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video