1HV Toets R2

Geef een omschrijving van het
woord ‘levensbeschouwing’.
2.1 Ik kan uitleggen wat het woord ‘levensbeschouwing’ betekent.
2.1
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Geef een omschrijving van het
woord ‘levensbeschouwing’.
2.1 Ik kan uitleggen wat het woord ‘levensbeschouwing’ betekent.
2.1

Slide 1 - Open vraag

Een ander woord voor levensbeschouwing is ‘levensvisie’.
2.1 Ik kan uitleggen wat het woord ‘levensbeschouwing’ betekent.
2.1
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quizvraag

2.2 Ik kan het verschil uitleggen tussen een godsdienstige en niet-godsdienstige levensbeschouwing.
2.2
Niet-godsdienstige levensbeschouwingen
Godsdienstige levensbeschouwingen
Geld geven aan een goed doel
Bidden tot Allah
Lid zijn van het wereld natuur fonds
Naar de kerk gaan.
Afval recyclen
Gebedskrans dragen

Slide 3 - Sleepvraag

“God bestaat niet. Ik heb hem nog nooit gezien.” Deze uitspraak past bij een godsdienstige levensbeschouwing.
2.2 Ik kan het verschil uitleggen tussen een godsdienstige en niet-godsdienstige levensbeschouwing.
2.2
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Mag je eens mens dwingen zich te laten vaccineren tegen corona? is een voorbeeld van een
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
feit
B
mening
C
levensvraag

Slide 5 - Quizvraag

Wat heb jij gedaan in de herfstvakantie? is een voorbeeld van een
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
feit
B
mening
C
levensvraag

Slide 6 - Quizvraag

Wat vind jij het leukste aan de herfst? is een voorbeeld van een
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
feit
B
mening
C
levensvraag

Slide 7 - Quizvraag

Bedenk twee verschillen tussen gewone vragen en levensvragen.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3

Slide 8 - Open vraag

Noem twee vragen in de bron die levensvragen zijn.

2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3

Slide 9 - Open vraag

Gewone vragen gaan over zaken die mensen écht raken.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Op een levensvraag kun je verschillende antwoorden geven.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Levensvragen en antwoorden komen dagelijks voor.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Waar komen wij uiteindelijk vandaan?”
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Hoeveel geld heb ik nodig om een tablet te kopen?”
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Een voorbeeld van een gewone vraag is: “Hoe lang duurt de theoretische leerweg van het VMBO?”
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Een voorbeeld van een levensvraag is: “Waarom moeten coronapatiënten zoveel lijden?”
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Levensvragen stel je je pas als je echt oud bent.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Gewone vragen komen voort uit ervaringen die ons diep raken: bestaanservaringen.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

De vraag naar de zin van het leven is de belangrijkste levensvraag die mensen zich stellen.
2.3 Ik kan het onderscheid uitleggen tussen feit, mening, gewone vraag en levensvraag.
2.3
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Hoe komen mensen tot een antwoord op levensvragen?
2.4 Ik kan uitleggen hoe mensen antwoord geven op levensvragen.
2.4
A
1. hebben een vast antwoord 2. antwoord veranderd door de tijd 3. gaan over echt belangrijke dingen in het leven
B
1. gaan over meningen 2. meningen veranderen door de tijd 3. gaan over echt belangrijke dingen in het leven.
C
1. gaan over meningen 2. meningen veranderen niet door de tijd 3. gaan over onbelangrijke dingen in het leven
D
1. hebben een vast antwoord 2. gaan over meningen 3 die veranderen door de tijd

Slide 20 - Quizvraag