2A WMG Donnerstag, den 26. März 2020

Donnerstag, den 26. März 2020
  1. Doelen
  2. Persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 1e en 4e naamval
  3. Lijdend voorwerp
  4. Voorzetsels vierde naamval
  5. Schema 1e en 4e naamval
  6. Voorbeeldzinnen
  7. Stappenplan
  8. Uitleg filmpje
  9. Oefen websites
  10. LessonUp
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Donnerstag, den 26. März 2020
  1. Doelen
  2. Persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 1e en 4e naamval
  3. Lijdend voorwerp
  4. Voorzetsels vierde naamval
  5. Schema 1e en 4e naamval
  6. Voorbeeldzinnen
  7. Stappenplan
  8. Uitleg filmpje
  9. Oefen websites
  10. LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Doelen: 
Je leert het persoonlijk en vragend voornaamwoord na een voorzetsel met de vierde naamval.
Je leert de voorzetsels met de vierde naamval.
Je leert dat het lijdend voorwerp ook de vierde naamval tot gevolg heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Het persoonlijk vnw vragend vnw in de 1e en de 4e naamval.
Het persoonlijk voornaamwoord (ich, du, er, sie enzovoort) en het vragend vnw (wie wat / wer was) kan veranderen door de functie in de zin en door voorzetsels:
  1. Functie van de zin: Wanneer het persoonlijk vnw een lijdend voorwerp is, en
  2. Wanneer er een voorzetsel van de vierde naamval voor staat.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Lijdend voorwerp
  1. Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde.
  2. Het lijdend voorwerp = wie / wat + onderwerp + gezegde.

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval:
Wanneer deze voorzetsels in de zin staan. Weet je direct dat het persoonlijk vnw veranderd in de 4e naamval.

voorzetsels:
bis=tot                   gegen=tegen          
durch=door         ohne=zonder
für=voor                um=om
entlang=langs 

Slide 5 - Tekstslide

1e en 4e naamval (zie A4 in SOM)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen van voorzetsels met de 4e naamval EN het persoonlijk voornaamwoord:


Mijn vader maakt zich zorgen om haar.
Mein Vater macht sich Sorgen um sie.
Is dat alles voor jullie?
Ist das alles für euch?
Zonder hem voel ik me eenzaam.
Ohne ihn fühle ich mich einsam. 
Door wie heb jij dat ontdekt?
Durch wen hast du das herausgefunden?
Ik wacht hier, tot ze besteld heeft.
Ich warte hier, bis sie bestellt hat.


Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan:
  1. Staat er een voorzetsel 4e naamval in de zin?
  2. Zo nee dan 1e naamval
  3. Zo ja → dan 4e naamval
  4. Zonodig voorzetsel nog vertalen in het Duits
  5. Juiste vorm invullen.


Slide 8 - Tekstslide

Opfrissen van kennis:
Der-woorden worden → er
Die- woorden worden → sie
Das-woorden worden → es

Bijvoorbeeld: Hans und Gretel → sie meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Oefen websites:
https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm 
Oefeningen 9.5 en 9.6

https://www.duits.de/vaklokaal/oefenen/ 
1e en 4e naamval – combineren. Bijv. ich => mich, wir => uns   
1e en 4e naamval – invullen

Slide 11 - Tekstslide

Noem minimaal 4 voorzetsels
(zonder op te zoeken)

Slide 12 - Open vraag

... (jij) hast viel geredet.

Slide 13 - Open vraag

Dann spiele ich .... (tegen jij).

Slide 14 - Open vraag

Ich kann nicht ... (zonder haar).

Slide 15 - Open vraag

Für ... (ik) habe ich essen gekocht und für ... (u) nicht

Slide 16 - Open vraag

Und für ... (wie) ist dieser Salat?

Slide 17 - Open vraag

Ich mache mich Sorgen um ... (hij)

Slide 18 - Open vraag

(zonder jullie) .... fahren wir nicht nach Hause.

Slide 19 - Open vraag

Für .... (wie) hast ... (jij) das gekauft?

Slide 20 - Open vraag

Geef aan wat je nog niet helemaal snapt na het bestuderen van filmpje, A4 in SOM en oefeningen.

Slide 21 - Open vraag