Voortplanting bij Planten en Dieren

bs 6.1 en 6.2 bloemen en bestuiving
Leerdoel:
6.1.1 Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.
6.2.2 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
6.2.3 Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
6.2.4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

bs 6.1 en 6.2 bloemen en bestuiving
Leerdoel:
6.1.1 Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.
6.2.2 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
6.2.3 Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
6.2.4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

§2. Bestuiving

          

Veel bloemen maken nectar.  
Nectar is een zoet sap dat insecten aantrekt. 
Bijen maken er bijvoorbeeld honing van.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

§2. Bestuiving

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

1.
Insectenbloemen zijn bloemen met gekleurde bloemblaadjes
2.
In insectenbloemen zit nectar.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 10 - Quizvraag

In de afbeelding
zie je een tweeslachtige
bloem
(mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorgaan)
A
Waar
B
Nietwaar
C
Dat kun je niet zien
D
Het is een drieslachtige bloem

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding

BOVEN: insectenbloem

ONDER: windbloem


A
waar
B
nietwaar

Slide 12 - Quizvraag

grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
geen geur
veervormige 
stampers
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 13 - Sleepvraag

1. Nectar is stuifmeel.

2. Windbloemen hebben grote meeldraden die
veel stuifmeel maken.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 14 - Quizvraag

1.
Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen.
2.
Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 15 - Quizvraag


zelf
bestuiving

kruis bestuiving (andere plant)

buur bestuiving zelfde plant andere bloem

Slide 16 - Sleepvraag


zelf
bestuiving

kruis bestuiving

geen bestuiving

Slide 17 - Sleepvraag

kelkblad
stamper
meeldraad
kroonblad

Slide 18 - Sleepvraag

Meeldraad en stamper zijn de .................... van de plant
A
Ademhalingsorganen
B
Voortplantingsorganen
C
Transportorganen
D
Verteringsorganen

Slide 19 - Quizvraag

De meeldraad is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 20 - Quizvraag

De stamper is het ............... voortplantingsorgaan
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 21 - Quizvraag

De bij neemt stuifmeel mee naar de volgende bloem. Het komt dan op de ............ terecht
A
Meeldraad
B
Kroonbladeren
C
Stamper
D
Kelkbladeren

Slide 22 - Quizvraag

Het stuifmeel van een madeliefje komt op de stamper van een boterbloem. Is dit bestuiving?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag