§8.3 Loop geen risico


Loop geen risico (hoofdstuk 8 paragraaf 3)

Economie in 3 H/V

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Loop geen risico (hoofdstuk 8 paragraaf 3)

Economie in 3 H/V

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Wat wordt er bedoeld
met "loop geen risico"?

Slide 3 - Woordweb

Aan het eind van de les...

  • ... kan je uitleggen wat een verzekering is
  • ... kan je het verschil uitleggen tussen immateriële en materiële schade

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van de les...

  • ... kan je rekenen met een indexcijfer

Slide 5 - Tekstslide

Lezen 
Het stukje leer tekst over Tijd is geld

Op bladzijde 182 (HAVO boek)
Op bladzijde 186 (VWO boek)

Ben je klaar? Maak een begin met vraag 1
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

SAMEN vraag 1 & 2
  1. Bijvoorbeeld een beroep kunnen gaan uitoefenen dat je leuk vindt óf genieten van een leuke studententijd 
  2. Bijvoorbeeld dat de verschillen in loon na de studietijd veranderd is.
  • Ander voorbeeld is dat ze misschien geen baan kan vinden die bij haar studie aansluit door hoge werkloosheid.

Slide 7 - Tekstslide

Zelf maken (twee tallen)
(havo bladzijde 183-185)
(vwo bladzijde 187-189)

Schrijf de antwoorden in je schrift! (VERPLICHT)

Lees na vraag 6 de leertekst Sparen en lenen 
en de bronnen 2 en 3

  • Opdrachten 1 tot en met 10 (behalve 7)
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Nabespreken vraag 8
  • a.) € 2.712 – € 2.498 = € 214
  • b.) € 2.498 – € 2.400 = € 98
  • c.) € 2.712 – € 2.400 = € 312           1% = € 24               € 312 : € 24 x 100 % = 13% duurder
  • d.) 13% in twee jaar.
  • e.) Hij is nu 16 en mag met een scooter rijden. Hij kan de scooter nu goed gebruiken voor langere afstanden. Over twee jaar mag hij auto rijden, dan is de scooter misschien niet meer nodig. Hij kan de lasten van de lening betalen van zijn maandinkomen.

Slide 9 - Tekstslide

Lezen 
Het stukje leertekst over de Nominaal en reëel

Op bladzijde 185 (HAVO boek)
Op bladzijde 189 (VWO boek)

Ben je klaar? Maak een begin met vraag 12
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

SAMEN vraag 12
  1. 4%
  2. De koopkracht daalt. De prijs van de iPod stijgt sneller dan haar spaargeld groeit.
  3. Negatief, de prijzen stijgen sneller (5%) dan haar spaargeld (4%).
  4. Nu kopen. Over een jaar heeft zij € 416, maar kost de iPod € 420

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Een prijs berekenen 
met indexcijfers
Een voorbeeld:
Het basisjaar is 2016. De gemiddelde broodprijs is dan € 2,10.
In 2018 is het prijsindexcijfer voor brood 107. Wat is de broodprijs is 2018?

€ 2,10 is het basisjaar, is dus 100, we willen 107 weten.
€ 2,10 : 100 x 107 = € 2,25.

Slide 13 - Tekstslide

Indexcijfers 
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. 

Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.

Slide 14 - Tekstslide


Wat is het basisjaar?
A
2014
B
2015
C
2016
D
2017

Slide 15 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 17 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 18 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 19 - Quizvraag

In het basisjaar kost een racefiets gemiddeld € 1.750.
Drie jaar later is het indexcijfer 89,5. Met welk
bedrag is de gemiddelde prijs van
racefietsen gedaald?

Slide 20 - Open vraag

Zelf maken (in tweetallen)
(havo bladzijde 187-189)
(vwo bladzijde 191-191)

Schrijf de antwoorden in je schrift! (VERPLICHT)

  • Opdrachten 13 tot en met 17
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

NABESPREKEN 
vraag 15 (h)
vraag 14 (a)

  • A = 103; B = 107; C = 111; D = 115


  • E = 105; F = 116; G = 147; H = 161


  • De reële rente is negatief. De prijzen stijgen sneller dan het spaarbedrag.


Slide 22 - Tekstslide

Aan het eind van de les...

  • ... kan je uitleggen wat menselijk kapitaal is
  • ... kan je uitleggen dat rente de prijs van tijd is
  • ... kan je rekenen met nominale en reële rente
  • ... kan je rekenen met een indexcijfer

Slide 23 - Tekstslide

Aan het eind van de les...

  • ... kan je rekenen met een indexcijfer

Slide 24 - Tekstslide

MAARRRR...
Na verdere zelfstudie van §7.1...

  • ... kan je uitleggen wat menselijk kapitaal is
  • ... kan je uitleggen dat rente de prijs van tijd is
  • ... kan je rekenen met nominale en reële rente
  • ... én kan je rekenen met een indexcijfer (deze les)

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk Havo én VWO § 7.1
(zie ook SOM)

Schrijf alle blauw gedrukte begrippen in je schrift met daarachter de betekenis

Schrijf de antwoorden in je schrift! (VERPLICHT)
  • Afmaken van alle opdrachten van de hele paragraaf (als je dat nog niet had af gemaakt)

Slide 26 - Tekstslide

Hoe heb je de les
begrepen?
A
Goed
B
Neutraal
C
Niet goed

Slide 27 - Quizvraag

Benoem 3 dingen die je geleerd
hebt vandaag

Slide 28 - Open vraag

Benoem 2 dingen die je geleerd
hebt vandaag die je interessant vond

Slide 29 - Open vraag

Benoem minimaal 1 vraag waar je de
volgende keer antwoord op wil

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide