3KB Modals must, have to, should

Welcome!
Get your iPads out and log in to LessonUp
put homework on the table (43,44 p. 107, 108)
Angelina: 40, 42 p. 107, 108)
timer
5:00
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Get your iPads out and log in to LessonUp
put homework on the table (43,44 p. 107, 108)
Angelina: 40, 42 p. 107, 108)
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Today
Aan het einde van de les heb je de grammatica present perfect herhaald

Aan het einde van de les kan je het verschil uitleggen tussen must/have to/should

Slide 2 - Tekstslide

present perfect
Hoe zat die ook alweer in elkaar?

En hoe moet je het doen op de toets?

Slide 3 - Tekstslide

Present Perfect - Past Simple
Present perfect                 Past simple

Slide 4 - Tekstslide

Laten we oefenen!
let op: dit soort vragen krijg je op de toets

Slide 5 - Tekstslide

PRESENT PERFECT:
welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She had been working until late.
B
She have been working until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 7 - Quizvraag

Present Perfect
I _________ that before.
A
did never do
B
do
C
didn't
D
have never done

Slide 8 - Quizvraag

Present Perfect:
I ..... just ..... my telephone call.
A
has just finished
B
have just finished
C
did just finish
D
am just finishing

Slide 9 - Quizvraag

Vul de present perfect in:

We ________( learn) the present perfect

Slide 10 - Open vraag

We ...... (study) for the test

Slide 11 - Open vraag

She ....... (celebrate) her birthday since she was young.

Slide 12 - Open vraag

The teacher ..... (explain) almost all the grammar already

Slide 13 - Open vraag


Present Perfect
Snap je dit onderwerp?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik wil er nog mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het fijn vinden het nog even te herhalen.
D
Ik snap er niks van.

Slide 14 - Quizvraag

Welke twee hulpwerkwoorden hebben we gisteren besproken?

Slide 15 - Open vraag

Wanneer gebruik je can?

Slide 16 - Open vraag

Wanneer gebruik je could?

Slide 17 - Open vraag

Modals must, have to, should


De laatste drie hulpwerkwoorden!

Slide 18 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
should = zou moeten
must = moeten
have/has (got) to = iets moet van iemand anders

Slide 19 - Tekstslide

Should
Should = zou (niet) moeten.

Should  (+not) + hele werkwoord
You should eat more veggies.
jij vindt dat iets (niet) zou moeten.
Je geeft een advies.
Je raadt iets af.

Slide 20 - Tekstslide

Must

Must (+not) + hele werkwoord

jij vindt dat iets (niet) moet.
Must is krachtiger dan should.

You must check the tyres.
You mustn't buy that game. It's a waste of money.

Slide 21 - Tekstslide

Have to

has/have  to + hele werkwoord

Iets moet van iemand anders, niet van jou.

Je geeft een noodzaak, zekerheid of verplichting aan.


Mum says I have to do the dishes.
You have to turn off your phone in class.

Slide 22 - Tekstslide

Have to in ontkenningen

Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.


Don't have to + hele werkwoord 
Doesn't have to + hele werkwoord

She doesn't have to walk her dog.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is dan 'mag niet' in het Engels?

Slide 24 - Open vraag

Layla___ come, if she doesn`t want to.
A
should
B
doesn`t have to
C
must
D
have to

Slide 25 - Quizvraag

Have you seen that sign? It says you____ walk on the grass
A
mustn`t
B
shouldn`t
C
don`t have to

Slide 26 - Quizvraag

Pete is off to bed. He___ get up early for his paper round tomorrow for his boss.
A
must
B
has to
C
should

Slide 27 - Quizvraag

On this bus, all passengers____wear seat belts.
A
should
B
must
C
have to

Slide 28 - Quizvraag

You really___ eat junk food all the time. It`s bad for you.
A
don`t have to
B
shouldn`t
C
mustn`t

Slide 29 - Quizvraag

Listen, you___ wait for me if you`re in a hurry.
A
mustn`t
B
don`t have to

Slide 30 - Quizvraag

If you don`t understand the manual, you _____ ask for help.
A
must
B
have to
C
should

Slide 31 - Quizvraag

Time to work!
What: do exericse 55, 56 (d hoeft niet) WB pagina 114-116
Angelina: Do exercise 51, 52 WB pagina 115, 116
How: together or on your own
Help: book, teacher
Time: 10 minutes
Done? do the practice links underneath


Slide 32 - Tekstslide

Conclusion
Aan het einde van de les heb je de grammatica present perfect herhaald

Aan het einde van de les kan je het verschil uitleggen tussen must/have to/should

Huiswerk: 51, 52 WB pagina 115, 116

Slide 33 - Tekstslide