Communicatie reader P3 Quiz

Communicatie reader P3 Quiz
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Communicatie reader P3 Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat verstaan we onder interne communicatie?
A
Alle communicatie binnen een bedrijf/organisatie
B
Alle communicatie buiten een bedrijf/organisatie
C
De uitwisseling van informatie tussen individuen en groepen buiten een organisatie
D
De uitwisseling van informatie tussen individuen en groepen binnen een organisatie

Slide 2 - Quizvraag

Wat is niet juist?
A
Informele communicatie is communicatie die niet verloopt volgens een vaste overlegstructuur
B
Formele communicatie is communicatie die niet verloopt volgens een vaste overlegstructuur
C
Formele communicatie verloopt volgens een bepaalde structuur

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van formele, interne communicatie?
A
Vergadering
B
Functioneringsgesprek
C
Gesprek in de kantine
D
Nieuwsbrief

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden dat je interne communicatie goed moet verlopen?
A
Medewerkers moeten het goed naar hun zin hebben
B
Interne communicatie vormt de basis voor de externe communicatie
C
De interne communicatie moet goed verlopen om misverstanden te voorkomen

Slide 5 - Quizvraag

Een communicatiestroom is een manier waarop communicatie kan verlopen.

Welke 4 informatiestromen onderscheiden we?
A
Taakinformatie, beleidsinformatie, beheerinformatie, sociale informatie
B
Taakinformatie, werkinformatie, beheerinformatie, algemene informatie
C
Werkinformatie, algemene informatie, beleidsinformatie, sociale informatie
D
Werkinformatie, beleidsinformatie, beheerinformatie, taakinformatie

Slide 6 - Quizvraag

Welke informatiestroom hoort hierbij:
Een leidinggevende verstuurt het werkrooster door naar haar team
A
Taakinformatie
B
Beleidsinformatie
C
Sociale (hr) informatie
D
Beheerinformatie

Slide 7 - Quizvraag

Welke informatiestroom hoort hierbij:
Een bedrijf houdt haar personeel op
de hoogte van interne vacatures
A
Taakinformatie
B
Beleidsinformatie
C
Sociale (hr) informatie
D
Beheerinformatie

Slide 8 - Quizvraag

Welke informatiestroom hoort hierbij:
Tijdens een vergadering wordt het
meerjarenplan besproken.
A
Taakinformatie
B
Beleidsinformatie
C
Sociale (hr) informatie
D
Beheerinformatie

Slide 9 - Quizvraag

Welke informatiestroom hoort hierbij:
Medewerkers houden hun manager
op de hoogte over de voortgang van
de werkzaamheden.
A
Taakinformatie
B
Beleidsinformatie
C
Sociale (hr) informatie
D
Beheerinformatie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is onjuist?
A
Verticale communicatie
B
Horizontale communicatie
C
Schuine communicatie
D
Parallelle communicatie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van verticale communicatie?
A
Docent communiceert met een andere docent
B
Docent communiceert met de directeur
C
Docent communiceert met iemand van de horeca opleiding
D
Docent verstuurt een nieuwsbrief naar alle medewerkers

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van diagonale communicatie?
A
Docent communiceert met een andere docent
B
Docent communiceert met de directeur
C
Docent communiceert met iemand van de horeca opleiding
D
Docent verstuurt een e-mail naar alle medewerkers

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van parallelle communicatie?
A
Docent communiceert met een andere docent
B
Docent communiceert met de directeur
C
Docent communiceert met iemand van de horeca opleiding
D
Docent verstuurt een e-mail naar alle medewerkers

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met een bedrijfscultuur?
A
De verschillende achtergronden en culturen van medewerkers
B
Het geheel van waarden, normen en gedragsuitingen die worden gedeeld en gevormd door iedereen in het bedrijf.
C
Alle informele communicatie in een bedrijf
D
Alle formele communicatie binnen een bedrijf

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke 4 cultuurdragers bestaat een bedrijfscultuur?
A
Symbolen, helden, normen en waarden
B
Symbolen, normen, waarde en arbeidsvoorwaarden
C
Symbolen, helden, rituelen en waarden
D
Symbolen, normen, arbeidsvoorwaarden en helden

Slide 16 - Quizvraag

Eén van de 4 cultuurdragers zijn ‘symbolen’. Wat valt er allemaal onder symbolen?
A
Logo’s, huisstijl, inrichting, taalgebruik, bedrijfskleding
B
Huisstijl, nieuwsbrieven, inrichting, activiteiten, logo’s
C
Taalgebruik, nieuwsbrieven, inrichting, sponsoring, bedrijfskleding
D
Sponsoring, logo’s, activiteiten, huisstijl, inrichting

Slide 17 - Quizvraag

Door het gebruik van symbolen onderscheidt een organisatie zich van andere organisaties. Een goed gebruik van symbolen zorgen namelijk voor…
A
goodwill bij de publieksgroepen
B
een bredere doelgroep
C
herkenbaarheid
D
onrust bij de concurrentie

Slide 18 - Quizvraag

Bij interne communicatie speelt leiderschap een grote rol. Hoe noem je het aanpassen van van leiderschap op wat er in de organisatie gebeurt?
A
Diagonaal leiderschap
B
Flex leiderschap
C
Situationeel leiderschap
D
Potentieel leiderschap

Slide 19 - Quizvraag

Welke 4 leiderschapsstijlen zijn er?
A
Steunen, begeleiden, leiden, delegeren
B
Ondersteunen, begeleiden, leiden, domineren
C
Steunen, begeleiden, leiden, domineren
D
Ondersteunen, begeleiden, aansturen, delegeren

Slide 20 - Quizvraag

Welke leiderschapsstijl hoort bij de volgende omschrijving? ‘’Ik ben een manager die vooral op kantoor te vinden is. Ik ga ervan uit dat mijn team het zelf kan en als ze vragen hebben dan moeten ze maar naar mij toe komen.’’
A
Steunen
B
Begeleiden
C
Leiden
D
Delegeren

Slide 21 - Quizvraag

Welke leiderschapsstijl hoort bij de volgende omschrijving? ‘’Onze manager is een erg betrokken persoon. Ze helpt me in mijn persoonlijke ontwikkeling en heeft echt oog voor het team.’’
A
Steunen
B
Begeleiden
C
Leiden
D
Delegeren

Slide 22 - Quizvraag

Een personeelsbijeenkomst is een grotere bijeenkomst voor alle medewerkers. Het doel is informeren over algemene zaken binnen het bedrijf.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van corporate communicatie?
A
Het communiceren over je product/dienst richting je doelgroep
B
Het communiceren binnen het bedrijf zelf, oftewel interne communicatie
C
Het communiceren vanuit de verschillende leiderschapsstijlen
D
Het communiceren over het bedrijf zelf en het creëren van een goed imago.

Slide 24 - Quizvraag

Bij corporate communicatie communiceert een bedrijf niet alleen met haar doelgroep, maar ook met…
A
…de doelgroep van de concurrentie
B
…de medewerkers van andere bedrijven
C
…alle andere publieksgroepen
D
…het eigen personeel

Slide 25 - Quizvraag

Welke vormen van communicatie worden er ingezet bij corporate communicatie?
A
Public relations, sponsoring, actiereclame, themareclame
B
Sponsoring, institutionele reclame, public relations, huisstijl
C
Huisstijl, actiereclame, sponsoring, propaganda
D
Themareclame, public relations, propaganda, sponsoring

Slide 26 - Quizvraag

Wat verstaan we onder 'corporate identity'?
A
Corporate identity gaat over hoe het bedrijf/organisatie zichzelf ziet.
B
Corporate identity gaat over dat wat de buitenwereld vindt van het bedrijf.
C
Corporate identity gaat over de manier waarop het bedrijf communiceert naar de medewerkers toe.

Slide 27 - Quizvraag

Wat verstaan we onder 'corporate imago'?
A
Corporate imago gaat over hoe het bedrijf/organisatie zichzelf ziet.
B
Corporate imago gaat over dat wat de buitenwereld vindt van het bedrijf.
C
Corporate imago gaat over de manier waarop een bedrijf naar haar medewerkers communiceert.

Slide 28 - Quizvraag

Welke 3 instrumenten vormen samen de corporate identitymix?
A
Gedrag, communicatie, symboliek
B
Symboliek, gedrag, imago
C
Communicatie, identiteit, imago
D
Identiteit, gedrag, symboliek

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent de term
'public relations'?
A
Het onderhouden/opbouwen van relaties met je medewerkers
B
Naamsbekendheid opbouwen van je product/dienst in een publieke ruimte
C
Het onderhouden/opbouwen van relaties (wederzijds begrip) met je publieksgroepen
D
Je product/dienst verkopen in een publieke ruimte

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een 'publieksgroep'?
A
Een ander woord voor 'doelgroep'
B
Een groep personen/organisaties waar de onderneming van afhankelijk is
C
Iedereen die je product koopt of die gebruik maakt van je dienst
D
De mensen die je tegenkomt in de publieke ruimte

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van 'community relations'?

Slide 32 - Woordweb

Noem een voorbeeld wanneer een bedrijf 'crisis pr' moet inzetten?

Slide 33 - Woordweb

Interne pr is bedoeld om te benadrukken dat het bedrijf een goede werkgever is. Op welke publieksgroepen richt een bedrijf zich bij interne pr?
A
Vakbonden, personeelsleden, aandeelhouders
B
Overheid, omwonenden
C
Consumenten

Slide 34 - Quizvraag

Wat verstaan we onder 'financiële pr'?
A
Gaat over de omzet die je maakt als bedrijf
B
Draait om het neerzetten en behouden van een goed imago op financieel gebied
C
Alle communicatie met je boekhouder/ accountant

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen marketing-pr en media-pr?

A
Bij marketing-pr is de afzender vaak de organisatie of het bedrijf zelf. Bij media-pr krijg je publiciteit door een externe partij.
B
Bij media-pr is de afzender vaak de organisatie of het bedrijf zelf. Bij marketing-pr krijg je publiciteit door een externe partij.
C
Er is geen verschil tussen marketing-pr en media-pr.

Slide 36 - Quizvraag

Wat bedoelen we met de term ‘lobbyen’?
A
Het opbouwen en onderhouden van relaties met bedrijven bij de overheid.
B
Het opbouwen en onderhouden van relaties met concurrerende bedrijven.
C
Het opbouwen en onderhouden van relaties met het eigen personeel.
D
Het opbouwen en onderhouden van relaties met alle publieksgroepen.

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het grootste voordeel van sponsoring?
A
Veel bekendheid voor weinig geld
B
Vergroten naamsbekendheid en het creëren van goodwill
C
Kan helpen om een ingewikkelde boodschap naar buiten te brengen

Slide 38 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van sponsoring?
A
Het is een goede manier om publiciteit te krijgen.
B
Als communicatie-instrument heeft het een leidende functie.
C
Sponsoring is niet geschikt voor ingewikkelde boodschappen.
D
Het is een indirecte vorm van communicatie.

Slide 39 - Quizvraag

Het is voor een bedrijf erg verstandig om alle afspraken rondom de gesponsorde activiteiten op papier te zetten. Hoe heet dit bestand?
A
Sponsorcontract
B
Sponsorvacature
C
Sponsordocument
D
Sponsorovereenkomst

Slide 40 - Quizvraag

Waarom is het van belang om alles op papier te zetten?
A
Dat is niet perse nodig, maar dat is een regel vanuit de overheid.
B
Je kunt dan altijd terugpakken op de dingen die je afgesproken hebt.
C
Zo weet je welke doelen je wil behalen met het sponsoren
D
Zo kun je de overeenkomst uitprinten en laten ondertekenen

Slide 41 - Quizvraag

Succes met leren 
voor de toets! 

Slide 42 - Tekstslide