In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
les 3: H5 - lezen
meningen, argumenten en conclusie
Slide 1 - Tekstslide
Doel van deze les:
Doel van deze les:
Ik weet wat een feit, mening en argument is.
Ik weet welke signaalwoorden worden gebruikt voor een mening en voor een argument.
Ik weet dat een ander woord voor mening een standpunt is.
Doel na vier lessen:
Ik kan met behulp van signaalwoorden de meningen, argumenten en conclusies in de tekst herkennen en begrijpen.
Slide 2 - Tekstslide
Wat doen we deze les?
wat weet je nog?
uitleg begrippen
even oefenen
opdracht
Slide 3 - Tekstslide
1. Wat is een feit? 2. Wat is een mening?
Slide 4 - Woordweb
Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk tekstverband je te maken hebt.
D
Ze geven aan voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is.
Niet controleerbaar.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar.
Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar.
Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar.
Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar.
Je kunt er niets van zeggen.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.
Slide 11 - Quizvraag
Is de volgende zin een feit, mening of argument?
Ik vind Maxima de mooiste koningin van Europa.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 12 - Quizvraag
Is de volgende zin een feit, mening of argument?
Willem-Alexander is de koning van Nederland.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 13 - Quizvraag
Is de volgende zin een feit, mening of argument?
Omdat deze boot de burgers heel veel geld kost.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 14 - Quizvraag
Is de volgende zin een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 15 - Quizvraag
We lezen de tekst op de volgende dia en maken daarna de vragen. Let op: als je een signaalwoord hoort, schrijf je hem op.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Vertel in je eigen woorden waar deze tekst over gaat...
Slide 18 - Open vraag
In alinea 2 staat dat de man zijn toenmalige vrouw niet meer leuk vond. In deze zin staat een ...
Slide 19 - Tekstslide
In deze zin staat een...
A
argument
B
conclusie
C
feit
D
mening
Slide 20 - Quizvraag
Het stel was pas tien maanden getrouwd. Dat is een...
Slide 21 - Tekstslide
Dat is een...
A
argument
B
conclusie
C
feit
D
mening
Slide 22 - Quizvraag
oorzaak - gevolg
tegen- stelling
tijds- volgorde
voor- waarde
als - dan
hoewel
omdat
vervolgens
Slide 23 - Sleepvraag
De man uit het artikel krijgt spijt van zijn verzonden bericht. De vrouw lijkt minder problemen te hebben met de scheiding. Welke van bovenstaande woorden uit alinea 2 zou daar op kunnen wijzen?
Slide 24 - Tekstslide
Welke van de onderstaande woorden uit alinea 2 zou daar op kunnen wijzen?