Artikels (lidwoorden) - les 1

Het artikel
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het artikel

Slide 1 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
Je leert de regels die horen bij 
de artikels de / het / een. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al? 

Slide 3 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk regels
bij het artikel de.
timer
2:00

Slide 4 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk regels
bij het artikel het.
timer
2:00

Slide 5 - Open vraag

Wat gaan we doen?

  • De / Het / Een 
  • Uitleg: Regels én uitzonderingen
  • Oefenen, oefenen, oefenen.
  • Afsluiten en vooruitblikken naar volgende week. 

Slide 6 - Tekstslide

uitleg
de / het / een

Slide 7 - Tekstslide

Artikels

Een artikel staat altijd voor een substantief.
Substantief = een zelfstandig naamwoord. 

dieren = de hond, het konijn, het paard, de vlieg
dingen = de tafel, het huis, het eten, de lamp
mensen = de jongen,  de bakker, de opa



Slide 8 - Tekstslide

Artikels
DE & HET
Het is duidelijk wie of wat je bedoelt. (specifiek)
"Pak je het boek?" / "Maak de opdracht."  

EEN
Het is niet duidelijk wie of wat je bedoelt. (niet specifiek)
"Lust jij een koekje?" / "Pak je een leesboek."


Slide 9 - Tekstslide

DE
Alle substantieven die in het meervoud staan
  • de boeken / de ramen / de kinderen / de appels 

Woorden voor vruchten en bomen, bloemen en groente
  • de eik / de appel / de roos / de wortel / de kastanjeboom

Namen van bergen en rivieren
  • de Nijl / de Kilimanjaro / de Maas / de Donou


Slide 10 - Tekstslide

DE
Namen van cijfers en letters
  • de a / de twee / de g / de dertien

Dranken en vloeistoffen (substantief)
  • de koffie / de cola / de benzine/ het water / het bier

Mensen en beroepen
  • de man / de docent / de bakker / het meisje / het kind

Slide 11 - Tekstslide

DE
Kleding
  • de broek / de schoen / de trui / het T-shirt / het hemd

Vervoer
  • de fiets / de trein / de boot / de bus / het vliegtuig

Slide 12 - Tekstslide

DE
Lange woorden eindigend op -ing / -tie / -heid / -er / -el / -e / -te /-de /-teit
  • de rekening 
  • de gezondheid
  • de politie
  • de kamer
  • de winkel
  • de seconde

Slide 13 - Tekstslide

Het
Alle verkleinwoorden
  • het tafeltje / het lampje / het boekje

Namen van talen
  • het Frans / het Nederlands / het Arabisch

Namen van materialen en stoffen

  • het goud / het glas / het katoen / de stof
      

Slide 14 - Tekstslide

Het
Namen van windrichtingen
  • het noorden / het zuiden / het noordoosten / het zuidwesten

Gebouwen
  • het station / het kantoor 
  • Winkels: de supermarkt, de bakker, de Lidl - de school



Slide 15 - Tekstslide

Het
Namen van landen en plaatsen i.c.m. een adverbium!
Adverbium = bijvoeglijk naamwoord

het mooie Groningen
het drukke Amsterdam
het warme Australië 
het oude Egypte


 

Slide 16 - Tekstslide

Het
Woorden die eindigen op -isme / -um / ment 
  • het boeddhisme / het centrum / het appartement / het toerisme

Woorden met 2 lettergrepen die beginnen met ge- / ver- / ont- / be-
  • het gesprek 
  • het verhaal
  • het ontbijt
  • het beroep 

Slide 17 - Tekstslide

weetwoorden
- Bij heeeeeeeel veel andere woorden moet je de lidwoorden uit je hoofd leren. 


Slide 18 - Tekstslide

Nu jullie..

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het juiste artikel? 
... banaan
en waarom??

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het juiste artikel? 
... noorden
en waarom??

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het juiste artikel? 
... kantoor
en waarom??

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het juiste artikel? 
... geloof
en waarom??

Slide 23 - Tekstslide

... glas

en waarom??
A
de
B
het

Slide 24 - Quizvraag

... folders
A
de
B
het

Slide 25 - Quizvraag

... beleg
A
de
B
het

Slide 26 - Quizvraag

... museum
A
de
B
het

Slide 27 - Quizvraag

... verkering
A
de
B
het

Slide 28 - Quizvraag

... tuinman
A
de
B
het

Slide 29 - Quizvraag

... Mount Everest
A
de
B
het

Slide 30 - Quizvraag

... Spaans
A
de
B
het

Slide 31 - Quizvraag

... water
A
de
B
het

Slide 32 - Quizvraag

Zelf aan de slag

Slide 33 - Tekstslide

Maak de oefeningen

Je werkt samen of alleen
Maak de opdrachten


Klaar?? 
- pak je leesboek
- pak je grammatica boek

Slide 34 - Tekstslide

De antwoorden
Je kijkt de opdracht van je buurman of buurvrouw na.

Check ook de regels!

Slide 35 - Tekstslide

Ik weet nu de regels bij de artikels
de / het / een.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Schrijf een zin met daarin
de artikels de / het / een.
timer
2:00

Slide 37 - Open vraag

Volgende week

Wanneer gebruik ik geen artikel? 

Slide 38 - Tekstslide