Semana 13

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansWOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp, la libreta (schrift), el libro (het boek)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn er vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivos Doelen
Introductie aan Unidad 5 "Dónde vives"
Na deze les:
  1. Kan je de ww "VIVIR" gebruiken.
  2. Kan je aangeven waar je woont.
  3. Ken je de vragend voornaamwoord "DÓNDE"
  4. Ken je de voorzetsel "en" "muy" "y"



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERBOS/ werkwoorden
In het Spaans zijn er maar liefst 3 verschillende uitgangen:

-AR (Hablar, Estudiar etc.)
- ER (Ser, Tener, etc. )
- IR (Vivir, Escribir, etc.)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERBOS/ werkwoorden
Als je deze werkwoorden wilt vervoegen, dan moet je de de uitgang (-ar, -er of -ir) wegstrepen, zodat de stam overblijft:
estar --> estar --> est
ser --> ser --> s
vivir --> vivir --> viv

--> Achter de stam plak je vervolgens de juiste uitgang!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ESTAR - ZIJN
Yo estoy
Ik ben
Tú estás
Jij bent
Él/ella/Usted está
Hij/zij/U is
Nosotros/as estamos
Wij zijn
Vosotros/as estáis
Jullie zijn
Ellos/ellas/Ustedes están
Zij zijn

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SER - ZIJN 
Yo Soy
Ik eet
Tú eres
Jij eet
Él/ella/Usted es
Hij/zij/U eet
Nostros/as somos
Wij heten
Vosotros/as sois
Jullie heten
Ellos/ellas/Ustedes son
Zij heten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LLAMARSE (heten)
yo me llamo
ik heet
te llamas
jij heet
él/ella/usted se llama
hij/zij/u heet
nosotros nos llamamos
wij heten
vosotros os llamáis
jullie heten
ellos/ellas/ustedes se llaman
wij heten

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VIVIR - LEVEN
Yo vivo
Ik leef
Tú vives
Jij leeft
Él/ella/Usted vive
Hij/zij/U leeft
Nostros/as vivimos
Wij leven
Vosotros/as vivís
Jullie leven
Ellos/ellas/Ustedes viven
Zij leven

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes

Slide 11 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord 
Presente/ Tegenwoordige tijd
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv

Slide 12 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord +  blijft stam
Presente
Vivir
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
viv
viv
viv
viv
viv
viv
o
es
e
imos
ís
en

Slide 13 - Tekstslide

De uitgaan van de infinitief wordt vervangen door die van de Presente (tegenwoordige tijd)
WONEN
ZE WONEN IN HET GELE HUIS

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

el verbo "vivir" (wonen, leven)
Yo                                  vivo                            Ik leef/woon
Tú                                  vives                         Jij leeft/woont
Él, ella                          vive                           Hij, zij leeft/woont
Nosotros / as           vivimos                   Wij leven/wonen
Vosotros / as           vivís                           Jullie leven/wonen (Sp.)          
Ustedes                     viven                         Jullie leven/wonen (LA)
Ellos / as                    viven                         Zij wonen/leven
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El verbo "vivir" (wonen, leven)
  • (yo) vivo
  • (tú) vives
  • (él, ella) vive
  • (usted) vive

In het Spaans mag je het onderwerp weglaten.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragend voornaamwoord 
"DÓNDE"= Waar?

¿Dónde vives? (tu=jij)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels
SP=NL
y = en
en = in
muy = heel

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: jij woont
A
vivimos
B
vives
C
vivo
D
vive

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VIVIR (wij =NOSOTROS)
A
VIVIMOS
B
VIVÍS
C
VIVEN
D
VIVO

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vivir, ustedes
(vivir = wonen)
A
viven
B
vivo
C
vivimos
D
vivís

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trabajar independientemente
Je gaat zelfstandig aan de slag met de volgende oefeningen:
Libro de trabajo (werkboek): ejercicios 4, 5 y 6, página 41 en 42

Wil je graag nog wat meer uitleg en samen de eerste oefeningen maken? --> kom voor in de klas zitten! :)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡Buen trabajo!
Deberes (huiswerk):
Libro de trabajo (werkboek): ejercicio 3 y 4 página 41 
Vocabulario leren

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feliz fin de semana

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...




Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies