Havo 1 Kapitel 2 les 1

Kapitel 2 Feierst du mit?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 2 Feierst du mit?

Slide 1 - Tekstslide

Periode 2
Luistertoets (SO) week 4
Leestoets (PW) week 5
PO vlog week 10
Proefwerkweek week 11+12

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute
- Einleitung in Kapitel 2
- Bücher lesen
- ein Lied
- Wörter
-  Grammatik
- PO erklären
- Prüfung besprechen

Slide 3 - Tekstslide

S. 46 Lied
Aufgabe 1
1.  Lees en luister mee naar het lied.
A. Als je geen woorden hebt, gebruik je emoticons. Zet op de lege plekken in het lied het nummer van de emoticon die erbij past. 
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

S. 47 Wörter
Aufgabe 4 
Welk woord past in de zin?
Vertaal de zinsdelen aan de rechterzijde in het Duits en zet ze in de juiste zin. 
Gebruik Wörterliste A Seite 72
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

S.  47  Hören 
Aufgabe 3
Jana heeft van haar ouders een kaartje voor het concert van Rammstein gekregen, dat vindt ze verschrikkelijk, ze wil liever naar een Konzert van Apollo 3. Ze vraagt bij de reserveringslijn of ze het kaartje kan teruggeven.
Luister naar het telefoongesprek en noteer de belangrijkste informatie  in het Nederlands
1. Welk telefoonnummer kiest Jana?
2. Wat is haar achternaam
3. Op welke datum is het  concert?
4. Wat is het reserveringnummer?

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden schrijf je in het Duits met een hoofdletter. Dus niet das foto maar das Foto. Bij elk zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord. Het Duits kent drie verschillende bepaalde lidwoorden
der die und das
Zelfstandige naamwoorden hebben ook een geslacht, ze zijn mannelijk (der) vrouwelijk (die) of onzijdig (das). 

Substantive (zelfstandig naamwoord)
Artikel (zelfstandig naamwoord)

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoorden der/die/das
mannelijk:
Alle woorden die biologisch mannelijk zijn. (der Mann,  der Stier,  der Opa)
vrouwelijk: 
Alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn. (die Frau, die Kuh, die Oma)
Alle woorden die op -schaft en -heit eindigen (die Mannschaft, die Einheit)
Alle worden die op -keit en -ung eindigen (die Abhängigkeit, die Übung)
Veel woorden die eindigen op een e (die Rose, die Lampe)
onzijdig:
De meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands "het" is. (das Schaf,  das Kind)
meervoud:
Bij meervoud is het lidwoord altijd die. (die Männer, die Frauen, die Schafe)




Slide 8 - Tekstslide

Übung 8 und 9
8. Schrijf bij elk woord het juiste lidwoord, gebruik hierbij kleurtjes
rood voor die
blauw voor der
groen voor das
zwart voor meervoud 
9. Deze opdracht doen we samen, luister naar de woorden, bedenk of het een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is. Steek het kaartje in de juiste kleur omhoog.

Slide 9 - Tekstslide

Ordinalzahlen (rangtelwoorden)
Kijk in de lernecke Grammatik E 
Seite 76
Dit zijn de rangtelwoorden, Bij opdracht 10 ga je in de zin het juiste rangtelwoord zetten.
2 t/m 19 getal + te
Vanaf 20 getal + ste
uitzondering erste, dritte, siebte, achte


Slide 10 - Tekstslide

___ Oma.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 11 - Quizvraag


___ deutsche Rapper.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 12 - Quizvraag

___ Pokemons.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 13 - Quizvraag

___ Hotel.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 14 - Quizvraag

___ deutsche Sängerin.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 15 - Quizvraag

___ Stier.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 16 - Quizvraag

___ Mädchen.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 17 - Quizvraag

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe  1, 3. 4, 8, 9  en 10 Kapitel 2 afmaken

Lernen:
Wörterliste A

Slide 18 - Tekstslide