24/6, begrippen fictie

Fictie
- ontwikkeling hoofdpersoon 
- thema 
- motief
- open plekken
- literatuur-lectuur
- perspectief
planning:

- presentatie filmgedicht

- begrippen fictie

- boek lezen (als we tijd over hebben)
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Fictie
- ontwikkeling hoofdpersoon 
- thema 
- motief
- open plekken
- literatuur-lectuur
- perspectief
planning:

- presentatie filmgedicht

- begrippen fictie

- boek lezen (als we tijd over hebben)

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

1. Je kent de begrippen fictie

2. Je kunt de begrippen fictie toepassen bij fictiefragmenten

Slide 2 - Tekstslide

Bedoeling van fictie
  • meeleven met personages
  • nadenken over de wereld/ zichzelf
  • nadenken over het onderwerp
  • genieten van de schrijfstijl
  • ontspanning

Slide 3 - Tekstslide

Genres
Bekende genres (= verhaalsoort)
avonturenverhaal
liefdesverhaal
oorlogsverhaal
'chicklit'
historisch verhaal
sprookjes

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Detective
Een verhaal waarin een speurder probeert te achterhalen wie een misdrijf heeft gepleegd.

Slide 6 - Tekstslide

Thriller
Een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon in een levensbedreigende situatie terechtkomt. 


Slide 7 - Tekstslide

Fantasy
Een verhaal met fantasiewezens in een fantasiewereld.

Slide 8 - Tekstslide

Science fiction
Een toekomstverhaal (vaak in de ruimte/ruimtevaart of nieuwe technieken).

Slide 9 - Tekstslide

Dystopische roman
Een verhaal over een wereld die door rampen of dictatuur bijna niet meer leefbaar is.
- toekomst
- dystopie vs. utopie

Slide 10 - Tekstslide

Ontwikkelingsroman
Een verhaal over het volwassen worden van een (jonge) hoofdpersoon.
- coming on age

Slide 11 - Tekstslide

Psychologische roman
Een verhaal waarin de nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de hoofdpersoon (meer dan op de gebeurtenissen).

Slide 12 - Tekstslide

Reisverhaal
Een verhaal waarin een verslag wordt gegeven van een reis
(vaak non-fictie).

Slide 13 - Tekstslide

Avonturenroman
In een avonturenroman speelt 'een held' de hoofdrol. Er gebeuren allerlei spannende dingen en daar gaat het om in dit boek.

Slide 14 - Tekstslide

Historische roman
Een verhaal waarin een belangrijke gebeurtenis (of gebeurtenissen) een belangrijke rol spelen.

Slide 15 - Tekstslide

Oorlogsroman
Een verhaal dat zich afspeelt in een oorlog (voornamelijk Tweede Wereldoorlog).

Slide 16 - Tekstslide

Geëngageerde roman
Een verhaal waarin eigentijdse problemen in onze samenleving aan bod komen.

Slide 17 - Tekstslide

Andere culturen
Boeken over onbekende landen, volken of streken. Je maakt kennis met mensen die op een totaal andere manier leven.

Slide 18 - Tekstslide

Volksverhalen
  • Sprookje
  • Mythe: verhalen die antwoord geven op de raadsels van het leven (Griekse mythe)
  • Sage: verhalen over dappere helden uit oude tijden
  • Legende: godsdienstig verhaal rond Christus, Maria of andere heilige figuren (Efteling)

Slide 19 - Tekstslide

Leg uit wat bedoeld wordt met het woord genres.
A
Een tijdssprong in het verhaal
B
een mening
C
een boordelingswoord
D
een bepaald soort boek

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn veel genres. Welke van onderstaande begrippen zijn genres?

A
oorlog
B
verliefdheid
C
sport
D
ziekte

Slide 21 - Quizvraag

Meestal behoort een verhaal tot meerdere genres.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Welke verhaalsoort hoort niet bij genres ?
A
sprookje
B
thriller
C
corona-nieuwsbrief
D
horror

Slide 23 - Quizvraag

Noteer bij elk pictogram de naam van het genre. Noteer per rij de 5 genres op de juiste volgorde.

Noteer als volgt: 
1. school, geschiedenis, familie, Sinterklaas, sport
2. ....

1

2


3

4

5



avontuur- biografie - cowboys en Indianen - detective - dieren - dokters - familie - fantasie - geschiedenis - grappig - griezel - kerst - liefde - oorlog - paarden - Pasen - psychologisch verhaal - school - science fiction - seks - Sinterklaas - sociaal/politiek verhaal - spanning - sport - vriendschap

Slide 24 - Tekstslide

Personages
*hoofdpersoon

*bijpersonen

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdpersoon

Een hoofdpersoon herken je aan de volgende dingen:

- wordt uitgebreid beschreven

- het grootste deel 'beleef' je vanuit de ogen van dit personage

- het doel van het boek is het oplossen van een groot probleem of een belangrijke opdracht van dit personage

- wordt een round character genoemd.

Slide 26 - Tekstslide

De hoofdpersoon leeft in een stabiele situatie zonder verandering.
Er gebeurt iets dat het leven van de hoofdpersoon ingrijpend verandert; er ontstaat een probleem.
De hoofdpersoon moet in actie komen en leert om te gaan met de nieuwe situatie.
Er ontstaat een nieuwe balans; de hoofdpersoon heeft een belangrijke les geleerd en is veranderd.

Slide 27 - Tekstslide

Bijpersonen
Een bijfiguur herken je vaak als volgt:
- Wordt eenvoudig beschreven, summier, wel aandacht voor het uiterlijk. 
- Is vaak of leuk of niet, slecht of goed: ze helpen de hoofdpersoon of JUIST niet. 
- Zijn vaak een stereotype, oftewel een flat character.

Slide 28 - Tekstslide

Personages beschrijven en karakterontwikkeling

Je kunt personages beschrijven aan de hand van:

- Uiterlijk

- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)

- Karaktereigenschappen

- Relaties met andere personages



Slide 29 - Tekstslide

Karakter


Komt vaak voor in het verhaal


Maakt een karakterontwikkeling door


Type


Is een bepaald soort mens


Maakt geen karakterontwikkeling door

Slide 30 - Tekstslide


Helper


helpt de hoofdpersoon het probleem op te lossen.





Tegenstander


maakt het de hoofdpersoon moeilijk

Bijfiguren

Slide 31 - Tekstslide

sociogram
Een sociogram is een schema waarin je alle personages in hun relatie tot de andere personages laat zien. Als je in een zoekmachine 'sociogram' intypt en zoekt naar afbeeldingen, kun je veel voorbeelden zien. 

Slide 32 - Tekstslide

Perspectieven

Slide 33 - Tekstslide

Perspectief: een punt van waaruit iemand naar iets kijkt of waarneemt

Slide 34 - Tekstslide

Perspectief
Bepaalt de kijk op gebeurtenissen en personages

De lezer / kijker kun je manipuleren.

Slide 35 - Tekstslide

Ik-perspectief
  • Een 'ik' beleeft het verhaal


Alwetende verteller
  •  weet alles (over personages en afloop)
  • geeft commentaar
  • richt zich tot de lezer
Personaal perspectief
  • Een 'hij/zij' beleeft het verhaal

Meervoudig perspectief
  • wisselend perspectief vanuit meerdere personen

Slide 36 - Tekstslide

Welk vertelperspectief wordt gebruikt?
"Vanaf dat moment was er altijd wel iemand van de familie bij me in de buurt. Alsof mijn vader instructies had gegeven om me in de gaten te houden. Vooral mijn broer, die normaal nooit interesse in mijn leven heeft, hing opvallend vaak bij mij in de buurt rond."

Uit: Paradise Now van Anouk Saleming

Slide 37 - Tekstslide

Welk perspectief heb je net gehoord in 'Paradise Now'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
meervoudig perspectief

Slide 38 - Quizvraag

Welk vertelperspectief wordt gebruikt?
"Melle had geleerd dat oplossingen vaak vlak voor je neus liggen. En jawel, hij zag zijn redding aan de overkant van de straat staan. Of beter: hij rook hem. Een vrachtwagen was het, met aan de achterkant een metalen laddertje. Als hij de chauffeur kon overhalen om een paar meter verder te rijden, dan kon hij erop klimmen om zijn beanie te pakken."

Uit: De vlucht van de kraanvogel  van Danny de Vos

Slide 39 - Tekstslide

Welk perspectief heb je net gehoord in 'De vlucht van de kraanvogel'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
meervoudig perspectief

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

1. Wie is / zijn de hoofdperso(o)n(en)?

Slide 42 - Open vraag

2. Wie is / zijn de bijfigu(u)r(en)?

Slide 43 - Open vraag

3. Vanuit welk perspectief zie je het fragment?

Slide 44 - Open vraag

4. Noteer nu vanuit welk perspectief je eigen boek is geschreven. Is de verteller betrouwbaar?

Slide 45 - Open vraag

Thema
Meestal in een paar woorden of een zin weer te geven.
Is eigenlijk de kortste samenvatting die je van het boek kunt geven.

Slide 46 - Tekstslide

motieven
onderdelen die terugkeren in een verhaal om bepaalde gevoelens te benadrukken.
VB: liefde, haat, wraak, oorlog etc.

Slide 47 - Tekstslide

open plekken
bepaalde delen in een boek waar informatie ontbreekt.
--> roept spanning op

Slide 48 - Tekstslide

0

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Welke van de onderstaande uitspraken klopt?
A
Het thema van een verhaal is een terugkerend element.
B
Het thema van het verhaal is het abstracte begrip waar het verhaal om draait.
C
Het thema van het verhaal is een tastbaar begrip in het verhaal met een betekenis.
D
Het thema van het verhaal is datgene wat de hoofdpersoon wil bereiken.

Slide 51 - Quizvraag

Lees tekst 1 op blz. 230 en 231 van Nieuw Nederlands. Wat is het thema van het verhaal?

Slide 52 - Open vraag

HW donderdag 1 juni
NN, blz. 230-235
opdracht 2 - 3-4

Slide 53 - Tekstslide