Theater - genres - cabaret

1 / 131
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 131 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 26 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond Check

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het nieuws vandaag? Wat speelt er nu in de wereld? Wat heb je gehoord/gezien/gelezen?
Wat maakte je kwaad/verdrietig?

Slide 3 - Open vraag

Heb je afgelopen week iets gedaan met kunst?
Of juist iets cultureels?

Bijv.: Vakantie/bruiloft/bioscoop/theater/concert/gerecht uit het buitenland gegeten/feestdag/tradities/dans/tekenen/etc.

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 5 - Open vraag

Lesdoel:
-- Nabespreken Theater 
(Mavo: Hard(t) // VWO: nog kiezen!)

1. Wat is theater?
2. Welke theater genres zijn er?
3. Geschiedenis van theater
4. Wat kan het doel zijn van theater?
5. Zelf leren acteren

Slide 6 - Tekstslide

HARDT - maandag 2 december
In de Meervaart

Slide 7 - Tekstslide

HARDT - maandag 2 december
In de Meervaart
De voorstelling HARD/T is geregisseerd door Robbie Wallin. Hij maakte de voorstelling samen met Kira-Nerys Kemble, Isabella D. Kovács en de spelersgroep. 

Het is een muzikale voorstelling over twee groepen, Oost en West, die moeten omgaan met groepsdruk, de angst voor de ander en elkaar. 
In HARD/T zitten 13 spelers van de leeftijd 15 t/m 23 jaar!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Romeo & Julia
  • Twee invloedrijke families met ruzie.
  • De belangrijkste zoon en dochter worden verliefd op elkaar.
  • Verboden liefde. Ze trouwen in het geheim / Julia is al uitgehuwelijkt.
  • Julia veinst haar dood.
  • Romeo pleegt zelfmoord uit verdriet.

We kijken naar de balkonscène
(met originele tekst van Shakespeare)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

In welk jaar werd Shakespeare geboren?
A
1547
B
1564
C
1582
D
1601

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort toneelstuk is Romeo en Julia?
A
Komedie
B
Historisch drama
C
Musical
D
Tragedie

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het plot van Romeo en Julia?
A
Liefde tussen rivaliserende families
B
Een koninklijke strijd
C
Een komedie over vrienden
D
Een reis door de tijd

Slide 18 - Quizvraag

William Shakespeare
  • Eerste moderne toneelschrijver
         - geen herhaling van klassieke schrijvers, eigen stukken
         - stukken niet gebaseerd op religieuze verhalen
         - tijdloze, universele thema's: menselijk
  • Hij schreef: tragedies, komedies, romantische drama's
  • Invloed op Engelse taal
  • Maar vooral, een leerschool voor het leven:
macht, afgunst,  achterbaksheid, verleiding, twijfel, waanzin, beïnvloeding, hartstocht, dromen.

Thema's uit ons dagelijks leven (verstand/gevoel) en bron voor hedendaags populair vermaak
Lion king = Hamlet /  10 things I hate about you = Temmen van de feeks

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video


Discipline die we de komende weken gaan leren kennen: THEATER

Slide 21 - Tekstslide

Wat is theater?

Slide 22 - Woordweb

1) Is dit theater?

Slide 23 - Tekstslide

2) Is dit theater? 

Slide 24 - Tekstslide

3) Is dit theater? 

Slide 25 - Tekstslide

5) Is dit theater? 

Slide 26 - Tekstslide

4) Is dit theater? 

Slide 27 - Tekstslide

Wat maakt iets theater?
Wanneer is het GEEN theater?

Slide 28 - Open vraag

A stelt X voor terwijl S toekijkt

Slide 29 - Tekstslide

Theatergenres

Slide 30 - Tekstslide

Theaterstijlen

  • Cabaret
  • Locatietheater
  • Bewegingstheater
  • muziektheater
  • Teksttoneel

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Cabaret: komedie

  • Humor
  • Cabaretvoorstellingen: Stand-up komedie/zang/dans/theater door elkaar
  • Korte fragmenten (sketches)
  • Alledaagse onderwerpen
  • Maatschappij-kritisch  (duidelijke moraal)
  • Vaak zelfspot (imago)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Locatietheater
  • Anders dan in theatergebouw of openluchttheater
  • Vaak buiten: strand, duinen, bos, industrieterrein, treinstation
  • Plek-afhankelijk
  • Locatie versterkt verhaal
  • Unieke ervaring

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Bewegingstheater
  • Verhaal vertellen door uitdrukkingskracht van lichaam
  • Fysieke beeldtaal
  • Fysieke mogelijkheden verkennen
  • (mime)
  • Anders dan dans?
      Beweging/verhaal

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Muziektheater
  • Opera/musicals
  • Muzikaal theater
  • Muziek en theater komen samen
  • Muziek inzetten om een verhaal te vertellen
  • Samen met andere componenten: dialoog / monoloog / zang / dans / drama / regie

  • Verschillende verschijningsvormen
Vb. Zoutmus: de rockband zonder boodschap

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Teksttoneel:
drama, tragedie
  • Veel theater start vanuit een tekst
  • Tekst als belangrijkste component
  • Nieuwe of bestaande theatertekst
  • William Shakespeare als eerste moderne toneelschrijver
  • Invloed van zijn toneelteksten terug te zien in onze samenleving

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Theater/podiumkunsten
Onder podiumkunsten/ theater verstaan we kunstvormen die door spelers/makers/dansers live uitgevoerd worden voor een publiek

Dat kan om toneel gaan, dans, cabaret, musical of muziektheater

Bij podiumkunsten ben je er ter plekke bij (meer dan bij bv. film). Je beleeft als groep iets wat zich op dat moment live voor je ogen afspeelt. 




Slide 44 - Tekstslide

Wanneer is theater (als discipline) ontstaan?
A
In de middeleeuwen
B
Na WOI
C
In het oude Griekenland
D
In de prehistorie

Slide 45 - Quizvraag

                            

                             Ontstaan rond 70 na Chr.
                                                              
                                                        Werd o.a. gespeeld in het Colloseum (Amfitheater) 


Griekse tragedie

Slide 46 - Tekstslide

Binnenkant Colloseum
70

Amsterdam arena
1970

Slide 47 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor theater?
Je hebt theatrale middelen nodig, dat zijn dingen 
waar de regisseur gebruik van maakt 
om het verhaal beter 
te laten over komen op zijn publiek.

Theater bestaat uit:
> speelvlak, spelers en publiek
> spel (mimiek, houding, stem)
> en eventueel decor, licht, muziek

Slide 48 - Tekstslide

Spelgegevens
Wie
Wat
Waar
Waarom
Wanneer

Slide 49 - Tekstslide

Vormgevingsmiddelen

Decor 
Rekwisieten / attributen
Kostuums 
Kap en grime
Licht
Muziek (geluidseffecten)
Audiovisueel (beeld)

Slide 50 - Tekstslide

Decor
Attributen

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Video

kostuums
 grime

Slide 53 - Tekstslide

licht
audiovisueel (beeld)

Slide 54 - Tekstslide

audiovisueel (beeld)

Slide 55 - Tekstslide

Enscenering
                                     "In scène zetten"                        

Je maakt gebruik van:
- mise-en-scène 
- de vormgeving van het stuk

Slide 56 - Tekstslide

Wat is mise-en-scène?
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 57 - Quizvraag

mise-en-scène
Betekenis
 "Plaatsing op toneel"

Waar staan de acteurs ten opzichte van elkaar en het decor/attributen

Slide 58 - Tekstslide

Wat is de betekenis van de mise-en-scène in de volgende foto's? 

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

En ook niet onbelangrijk...
Spel van de acteurs

Houding
Stem
Mimiek

Slide 66 - Tekstslide

Wat doet een regisseur?
A
De regisseur is de baas van het theater.
B
De regisseur geeft het theaterstuk vorm.
C
De regisseur is de schrijver van het stuk.

Slide 67 - Quizvraag

Slide 68 - Tekstslide

Wie kijkt er tijdens een auditie naar jou?
A
Publiek
B
Voorbijgangers
C
De regisseur
D
De producent

Slide 69 - Quizvraag

Wat moet je vaak voorbereiden voor een auditie?
A
Een zangnummer
B
Een monoloog
C
Een dansroutine
D
Een kostuumontwerp

Slide 70 - Quizvraag

MBO

Slide 71 - Tekstslide

HBO

Slide 72 - Tekstslide

Welke theatergenre spreekt jou het meeste aan?
A
teksttoneel
B
cabaret
C
musical
D
theater in de buitenlucht

Slide 73 - Quizvraag

Einde van de les:
Wat heb je onthouden van deze les?
(LET OP! Noem minimaal 4 dingen - maak hele zinnen - pas bij goedkeuring mag je "eerder" uit de les)

Slide 74 - Open vraag

VWO

Slide 75 - Tekstslide

Wat doet een regisseur? Welke taken heeft die allemaal?

Slide 76 - Open vraag

Slide 77 - Tekstslide

Wat doet een lichtontwerper? Welke taken heeft die allemaal?

Slide 78 - Open vraag

Slide 79 - Tekstslide

Wat doet een geluidstechnicus? Welke taken heeft die allemaal?

Slide 80 - Open vraag

Slide 81 - Tekstslide

Wat doet een stagemanager? Welke taken heeft die allemaal?

Slide 82 - Open vraag

Slide 83 - Tekstslide

Amusement en engagement?
Bij een voorstelling / vorm van podiumkunsten kan het gaan om:

'Amusement' ("vermaak"): het vermaken/amuseren van de toeschouwers, voor hun plezier, zonder er al te veel over te hoeven nadenken. Op het moment zelf heb je er plezier van, maar het zet je niet echt aan het denken over de wereld / over jezelf / ….

'Engagement' ("lering"): de maker wil het publiek iets meer meegeven dan alleen een leuke avond; bijvoorbeeld iets om over na te denken, iets om je een mening over te vormen, soms een visie of een vraag. De maker is betrokken bij de wereld om ons heen en probeert daar iets over te zeggen in een voorstelling. Dat wil niet altijd zeggen dat er een duidelijke boodschap is; een geëngageerde maker wil ons aan het denken zetten over de wereld om ons heen.

Natuurlijk kan er ook sprake zijn van een mix van amusement en engagement.




Slide 84 - Tekstslide

Amusement, engagement of allebei?

Bekijk de volgende fragmenten en bespreek of het amusement, engagement, of beiden is. 




Slide 85 - Tekstslide

Slide 86 - Video

0

Slide 87 - Video

Slide 88 - Video

Engagement of Amusement?
A
Engagement
B
Amusement
C
Beiden

Slide 89 - Quizvraag




Mooi of Lelijk?
Culturele Kunstzinnige Vorming
in cabaret

Slide 90 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat 'cabaret' is, welke verschillende vormen er zijn en kun je deze kunstdiscipline onderzoeken en bespreken aan de hand van de de dimensie 'Mooi en Lelijk'.

Slide 91 - Tekstslide

Wat is cabaret?
Cabaret is de verzamelnaam voor sketches en humoristische of maatschappijkritische liedjes. Het genre is al eeuwenoud. Waren het heel vroeger de hofnarren, nu zijn het de cabaretiers die de maatschappij op de korrel nemen. Bij een goed cabaretstuk ontbreekt zelden een moraal.


Slide 92 - Tekstslide

Soorten cabaret
Er zijn verschillende soorten cabaret maar een cabaretvoorstellingen bestaat meestal uit meerdere soorten.

We onderscheiden:
literair satirisch, verhalend, nonsens, stand-up commedy, fysiek, muzikaal, sketch, zap-cabaret en maatschappij kritisch cabaret. 



Slide 93 - Tekstslide

Slide 94 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
stand-up commedy
B
literair-satirisch cabaret
C
fysiek
D
nonsens

Slide 95 - Quizvraag

Stand-up comedy
Vergeleken met het Nederlandse cabaret is het theatrale element bij stand-upcomedy veel meer beperkt. In plaats van langere nummers en muzikale onderdelen bestaat het slechts uit korte humoristische anekdotes. In Nederland is het Amsterdamse comedycafé Toomler hier het bekendste voorbeeld van.
Voorbeelden hiervan zijn: Martijn Koning, Rene van Meurs, Patrick Laureij, Soundos el Ahmadi.


Slide 96 - Tekstslide

0

Slide 97 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
zap-cabaret
B
literair-satirisch cabaret
C
stand-up commedy
D
muzikaal cabaret

Slide 98 - Quizvraag

Literair satirisch
De cabaretier speelt met taal, soms in een poëtische vorm, maar soms is hij/zij keihard en hatelijk.
Voorbeelden hiervan zijn: Wim Sonneveld en Herman Finkers.



Slide 99 - Tekstslide

Slide 100 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
verhalend
B
literair-satirisch cabaret
C
nonsens
D
stand-up commedy

Slide 101 - Quizvraag

Verhalend
De cabaretier vertelt een verhaal met een moraal erin verpakt. Dit doet hij meestal op een licht absurdistische manier waarin hij afwisseld tussen de spanning en de lach.
Voorbeelden hiervan zijn: Youp van ‘t Hek en Ronald Goedemondt.



Slide 102 - Tekstslide

Slide 103 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
nonsens
B
fysiek
C
Stand-upcommedy
D
sketch

Slide 104 - Quizvraag

Sketch
Een sketch is een kort komisch optreden met een of meer acteurs. Vaak zijn er meerdere sketches achter elkaar. De sketch kan zich op het toneel afspelen, maar ook in een andere omgeving. We zien veel sketchprogramma's op tv.
Voorbeelden hiervan zijn: Sluipschutters, Komt een man bij de dokter, Toren C, Rundfunk.


Slide 105 - Tekstslide

Slide 106 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
literair-satirisch cabaret
B
zap-cabaret
C
stand-upcommedy
D
maatschappijkritisch

Slide 107 - Quizvraag

Maatschappijkritisch: 
De cabaretier analyseert en speelt met actuele, maatschappelijk en politieke gebeurtenissen, taboedoorbrekend, tijdgebonden.
Voorbeelden hiervan zijn: Wim Kan, Freek de Jonge, Theo Maassen en Javier Guzman

Slide 108 - Tekstslide

0

Slide 109 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
zap-cabaret
B
verhalend
C
stand-up commedy
D
nonsens

Slide 110 - Quizvraag

Slide 111 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
nonsens
B
literair-satirisch cabaret
C
verhalend
D
muzikaal cabaret

Slide 112 - Quizvraag

Nonsens
De cabaretier vertelt (schijnbaar) onzinnige en absurde verhaaltjes en speelt hiermee. Bij deze vorm van cabaret worden ook vaak idiote typetjes gespeeld.
Voorbeelden hiervan zijn: Hans Teeuwen, Urbanus, Najib Amhali en Bert Visscher.



Slide 113 - Tekstslide

0

Slide 114 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
muzikaal cabaret
B
nonsens
C
fysiek
D
sketch

Slide 115 - Quizvraag

Fysiek cabaret
In de voorstelling ligt de nadruk veel minder op het tekstuele gedeelte, maar meer op acrobatische stunts en grappen met voorwerpen en apparaten. Ook spelen gebaren en non verbale communicatie hierbij een grote rol.
Voorbeelden hiervan zijn: Waardenberg en De Jong, Schudden en de Ashton Brothers.


Slide 116 - Tekstslide

Slide 117 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
fysiek
B
literair-satirisch cabaret
C
verhalend
D
muzikaal cabaret

Slide 118 - Quizvraag

Muzikaal cabaret
De cabaretier speelt met muziek. Dit kan hij doen door bijvoorbeeld bekende melodieën te verdraaien of te combineren, maar ook door te spelen met melodie en inhoud. bijvoorbeeld een bij hele treurige muziek hele vrolijke dingen zingen.
Voorbeelden hiervan zijn: Hans Liberg, Kees Torn.



Slide 119 - Tekstslide

Slide 120 - Video

Welk soort cabaret was dit?
A
zap-cabaret
B
literair-satirisch cabaret
C
stand-up commedy
D
muzikaal cabaret

Slide 121 - Quizvraag

Zap-cabaret:
Binnen een voorstelling wordt er snel geschakeld tussen verschillende onderwerpen, maar ook tussen diverse vormen van cabaret, typetjes of liedjes.
Voorbeelden hiervan zijn: De Vliegende Panters, Jochem Myjer.



Slide 122 - Tekstslide

Hoe zou theater de wereld kunnen veranderen? Leg uit.

Slide 123 - Open vraag

Slide 124 - Tekstslide

Wat heb je geleerd de afgelopen weken over de discipline THEATER:
(noem minimaal 10 dingen)

Slide 125 - Open vraag

Volgende discipline: Dans

Slide 126 - Tekstslide

Einde van de les:
Wat heb je onthouden van deze les?
(LET OP! Noem minimaal 4 dingen - maak hele zinnen - pas bij goedkeuring mag je "eerder" uit de les)

Slide 127 - Open vraag

1. Dit heb ik vandaag geleerd
(noem minimaal 2 dingen):

Slide 128 - Open vraag

2. Hier wil ik meer over weten
(verzin minimaal 2 dingen):

Slide 129 - Open vraag

3. Deze vraag komt in mij op
(verzin minimaal 1 vraag)

Slide 130 - Open vraag

Einde van de Reeks:
Wat heb je onthouden van deze discipline?
(LET OP! Noem minimaal 4 dingen - maak hele zinnen - pas bij goedkeuring mag je "eerder" uit de les)

Slide 131 - Open vraag