Les 3 Peuterfase

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingsfasenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prorgamma
Terugblik

Hoofdstuk 3: Peuters

Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik..

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0-1,5 jaar 
1,5 tot 4 jaar
4 tot 6 jaar
6 tot 12 jaar 

12 tot 17 jaar

17 tot 25 jaar
25 tot 67 jaar

67 + en ouder
Baby 
peuter 
kleuter 
(school) kind 

puber
volwassene
oudere
adolescent

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reader
Reader periode 7
Hoofdstuk 3
Bladzijde 19

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over
peuters?
(1,5 - 4 jaar)

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Cognitief
Exploratiedrang = de intense behoefte van de peuter om de wereld te ontdekken

Veilige hechting

Slide 7 - Tekstslide

1.2.2 Exploratiedrang
Zodra een kind leert kruipen, wil hij de wereld ontdekken. Dit noem je exploratiedrang. Exploratiedrang is een positieve ontwikkeling. Een kind moet bijvoorbeeld leren dat je met een pen kunt schrijven, dat water heet en koud kan zijn. Een kind leert dat dingen een naam hebben. Een kind leert dat dingen eigenschappen hebben (koud, warm, groot, klein). Ook leert het dat iets in, op, boven, onder, naast of tussen kan worden geplaatst.
Een veilige hechting is een belangrijke voorwaarde voor een kind om te durven exploreren. Als een peuter zich veilig voelt, durft hij zijn opvoeders los te laten en zelf op ontdekking te gaan.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7:
Leg uit waarom exploratiedrang van invloed is op de taalontwikkeling van de peuter

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitief
3 denkvormen

Concreet denken
Magisch denken
Animistisch denken

Slide 11 - Tekstslide

 Concreet denken: het denken van een peuter richt zich op wat tastbaar is. De peuter denkt aan de voorwerpen die het kan zien en waar hij iets mee kan doen.

 Magisch denken: een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie (wat echt is of wat niet). Hierdoor gaan peuters soms zelf verklaringen bedenken voor bepaalde dingen. Bijvoorbeeld dat de zon slaapt als ze de maan kunnen zien. Als gevolg van die fantasie hebben peuters ook vaak angsten. Zo zijn ze bijvoorbeeld bang dat ze door de wc worden opgeslokt of dat er monsters onder het bed zitten. 

- Animistisch denken: dit betekent dat de peuter levenloze dingen menselijke eigenschappen geeft. Een peuter kan bijvoorbeeld zeggen ‘mijn pop moet mee, want anders wordt die verdrietig’. Of als hij tegen een stoel aanloopt ‘de stoel is stout’. Hij heeft nog geen inzicht in oorzaak en gevolg. Hij heeft nog niet door dat het komt omdat hij er tegen aan stoot. 

Als ik mijn speelgoed niet zie, heb ik het niet
mijn knuffel praat tegen mij
Ik word door het doucheputje gespoeld
Animistisch denken
Concreet
denken
Magisch Denken

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijk
Grove motoriek

Fijne motoriek

Slide 13 - Tekstslide

1.1.1 Motoriek
Peuters zijn lichamelijk erg actief. Vooral de grove motoriek ontwikkelt zich snel. . In de beginfase van de peutertijd zet het kind zijn eerste stapjes. Al snel daarna leert hij goed lopen, huppelen en springen. Wat betreft de fijne motoriek leren peuters bijvoorbeeld tekenen en later knippen en plakken.
Peuters bewegen veel, waardoor het belangrijk is om ze goed in de gaten te houden. Zoals je in periode 1 hebt geleerd, is het aanleren van motorische vaardigheden voor een groot deel gebaseerd op rijpingsprocessen. Daar wordt een vraag over gesteld in Lesson up

Opdracht 6:
Wat heeft ''rijp zijn'' te maken
met het aanleren van motorische
vaardigheden bij peuters

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Rijping betekent dat een kind iets pas leert als het er aan toe is. De ene peuter zal bijvoorbeeld eerder kunnen springen of met een loopfietsje kunnen fietsen dan een andere peuter. Ook zindelijkheid heeft te maken met rijping.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8
Bekijk het filmpje op de volgende dia

Vraag: ''Wat hoor je terug in het filmpje wat gaat over koppigheidsfase?''

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Koppigheidsfase

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
- Eigen wil
- Grenzen opzoeken
- Nee verkopen
- Zin niet krijgen
- Peuter wordt zelfstandiger
- Laten kiezen
- Zelf ontdekken
- Meer laten helpen
- Peuter kan nog niet goed vertellen wat hij denkt

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Er wordt ook wel eens gesproken van de ‘Twee is nee fase’. 
Een peuter ontwikkelt een eigen wil. Een peuter ontdekt dat hij ook iets anders kan doen dan wat anderen van hem vragen. De koppigheidsfase is de periode in de peutertijd waarbij het kind zich verzet tegen de ouders of verzorgers, door nee te zeggen en/of alles zelf te willen doen. De koppigheidsfase van een peuter is lastig maar onvermijdelijk. Een peuter moet koppig zijn en moet zijn eigen wil uitproberen. Dit is een positieve ontwikkeling. Een ander woord voor de ‘koppigheidsfase’ is ‘peuterpuberteit’.
Sociaal
Egocentrisme = het onvermogen om je in anderen te kunnen verplaatsen


Slide 21 - Tekstslide

Bij een peuter is sprake van egocentrisme. Hij kan zich niet in anderen verplaatsen. Hierdoor maakt hij vaak ruzie en kan hij moeilijk samen spelen en samen delen met andere kinderen.

Peuters spelen niet met elkaar, maar vooral naast elkaar. Dit noem je..
A
imitatiespel
B
parallelspel

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je het 'samen spelen' bij peuters stimuleren?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samen spelen
- spelenderwijs leren
- op beurt wachten
- rollenspellen
- verkleedkleding, knuffels, poppen
- huishoek
- samen iets laten maken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je omgaan met een koppige peuter..

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
- Niet vragen
- Keuze geven
- Op tijd aangeven als spel moet stoppen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 9 casus Mia
''Mia is 3 jaar en het is de laatste tijd steeds een drama met slapen. Ze huilt als ze naar bed gebracht wordt en wilt dat mama of papa bij haar blijven. Ook haar pop met ie ze samen slaapt is bang, zegt ze. De ouders vinden een oplossing door heleboel knuffels bij haar bed te zetten die haar beschermen waardoor Mia zich weer veilig voelt en lekker slaapt.''

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel wat er aan de hand is en gebruik de volgende begrippen:
magisch denken - animistisch denken - angsten - fantasie - werkelijkheid

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting....

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de leeftijd van een peuter?
A
1 - 2 jaar
B
1,5 - 3 jaar
C
1,5 - 4 jaar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de sociale ontwikkeling van een peuter eruit?
A
Peuter kan goed samenspelen en samen werken
B
Peuter heeft moeite om rekening te houden met andere kinderen
C
Sociale ontwikkeling hangt af van de woordenschat van de peuter.
D
.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Exploratiedrang betekent de behoefte van de peuter om de wereld te ontdekken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies