Gebarentaal

26 april is een symbolische dag 
Dan viert de Vlaamse Dovengemeenschap de culturele erkenning van Vlaamse Gebarentaal. In het kader van de lessen LOEP Communicatiewetenschappen gaan we de komende weken eens een kijkje nemen naar hoe die taal eigenlijk in elkaar zit. Wie weet kunnen we aan het einde van deze module zelfs onze naam spellen en een paar dingen zeggen.
We beginnen met een inleidende quiz.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieweteschappenMiddelbare schoolLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

26 april is een symbolische dag 
Dan viert de Vlaamse Dovengemeenschap de culturele erkenning van Vlaamse Gebarentaal. In het kader van de lessen LOEP Communicatiewetenschappen gaan we de komende weken eens een kijkje nemen naar hoe die taal eigenlijk in elkaar zit. Wie weet kunnen we aan het einde van deze module zelfs onze naam spellen en een paar dingen zeggen.
We beginnen met een inleidende quiz.

Slide 1 - Tekstslide

Gebarentaal is in alle landen hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Gebarentaal is een echte taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Met gebaren kun je schreeuwen en fluisteren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag


EENS of ONEENS
Gebarentaal leren is veel te moeilijk!
A
EENS
B
ONEENS

Slide 5 - Quizvraag

Kunnen alle doven gebarentaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Goed of fout?
Gebarentaal heeft alle kenmerken van een gewone taal.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

In welk jaartal werd gebarentaal onderwezen op school?
A
1880
B
1900
C
1980
D
2001

Slide 8 - Quizvraag

Gebarentaal is een vorm van:
A
Non-verbale communicatie
B
Verbale communicatie

Slide 9 - Quizvraag

Er bestaat in Amsterdam een Sign Language Coffee Bar, daar kun je koffie in gebarentaal bestellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is hetzelfde bij gebarentaal als bij de andere talen?
A
alle mensen gebruiken de taal
B
je gebruikt overal je stem
C
je kunt over alles praten

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebruik je als je in gebarentaal praat?
A
je gezicht, je haar, je handen
B
je gezicht, je ogen, je stem
C
je gezicht, je handen, je ogen
D
je stem, je oren, je haar

Slide 12 - Quizvraag

Voor hoeveel mensen in de gebarentaal de moedertaal?
A
30 000
B
33 000
C
300 000
D
330 000

Slide 13 - Quizvraag

Wat is gebarentaal?
A
tekeningen in de lucht
B
hints
C
een volwaardige taal met eigen regels
D
gesproken taal met afbeeldingen

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel gebarentalen zijn er ongeveer?
A
100
B
150
C
170
D
200

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is er bij belangrijk nieuws op tv iemand die gebarentaal spreekt?
A
Dat is voor dove en slechthorende mensen. Dan weten zij ook wat er gezegd wordt.
B
Dat is voor kinderen die de taal nog niet goed spreken. Dan kunnen ze goed de Nederlandse taal leren.
C
Dat is voor de mensen die niet goed kunnen zien. Dan kunnen ze toch horen wat er in het nieuws gezegd wordt.

Slide 16 - Quizvraag

Is gebarentaal ook een communicatiemiddel?
A
ja
B
nee
C
ja en nee

Slide 17 - Quizvraag

De Nederlandse Gebarentaal is precies hetzelfde als Vlaamse Gebarentaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

VGT betekent Vlaamse gebarentaal
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Vul hier in welk woord jij in gebarentaal wil weten?

Slide 20 - Open vraag