gebarentaal

Met gebaren kun je schreeuwen en fluisteren.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Met gebaren kun je schreeuwen en fluisteren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Gebarentaal is een echte taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Gebarentaal is in alle landen over de hele wereld hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Gebarentaal is een echte taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

NGT betekent
Nederlandse Gebaren Taal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Gebarentaal is in alle landen over de hele wereld hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

gebarentaal is in alle landen hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag


EENS of ONEENS
Gebarentaal leren is veel te moeilijk!
A
EENS
B
ONEENS

Slide 8 - Quizvraag

Kunnen alle doven gebarentaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Goed of fout?
Gebarentaal heeft alle kenmerken van een gewone taal.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

In welk jaartal werd gebarentaal onderwezen op school?
A
1880
B
1900
C
1980
D
2001

Slide 11 - Quizvraag

In hoeveel gebarentalen is de hele bijbel vertaald?
A
1
B
5
C
10
D
15

Slide 12 - Quizvraag

Luana kan horen. Waarom gebruikt zij
toch het liefst gebarentaal?
A
omdat haar nicht doof is
B
omdat één van haar ouders doof is
C
omdat beide ouders doof zijn
D
zij wil zo veel mogelijk oefenen ermee

Slide 13 - Quizvraag

Gebarentaal is een vorm van:
A
Non-verbale communicatie
B
Verbale communicatie

Slide 14 - Quizvraag

Er bestaat in Amsterdam een Sign Language Coffee Bar, daar kun je koffie in gebarentaal bestellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze vraag gaat over het stukje gebarentaal.

Wat is hetzelfde bij gebarentaal als bij de andere talen?
A
alle mensen gebruiken de taal
B
je gebruikt overal je stem
C
je kunt over alles praten

Slide 16 - Quizvraag

lees het stukje gebarentaal.
wat gebruik je als je in gebarentaal praat?
A
je gezicht, je haar, je handen
B
je gezicht, je ogen, je stem
C
je gezicht, je handen, je ogen
D
je stem, je oren, je haar

Slide 17 - Quizvraag

Voor hoeveel mensen in de gebarentaal de moedertaal?
A
30 000
B
33 000
C
300 000
D
330 000

Slide 18 - Quizvraag

Het woord 'hamsteren' (in gebarentaal) ging viral door deze tolk. Hoe heet zij?
timer
0:30
A
Yolanda Huissens
B
Wanda van Boven
C
Irma Sluis
D
Tineke Grijpstra

Slide 19 - Quizvraag

Wat is gebarentaal?
A
tekeningen in de lucht
B
hints
C
een volwaardige taal met eigen regels
D
gesproken taal met afbeeldingen

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel gebarentalen zijn er ongeveer?
A
100
B
150
C
170
D
200

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is er bij belangrijk nieuws op tv iemand die gebarentaal spreekt?
A
Dat is voor dove en slechthorende mensen. Dan weten zij ook wat er gezegd wordt.
B
Dat is voor kinderen die de taal nog niet goed spreken. Dan kunnen ze goed de Nederlandse taal leren.
C
Dat is voor de mensen die niet goed kunnen zien. Dan kunnen ze toch horen wat er in het nieuws gezegd wordt.

Slide 22 - Quizvraag

Is gebarentaal ook een communicatiemiddel?
A
ja
B
nee
C
ja en nee

Slide 23 - Quizvraag

De Nederlandse Gebarentaal is precies hetzelfde als Vlaamse Gebarentaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat ging nu makkelijker
Liplezen of gebarentaal?
A
Liplezen
B
Gebarentaal

Slide 25 - Quizvraag

NGT betekent nederlands gebarentaal
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

vul hier in welk woord jij in gebarentaal wil weten?

Slide 27 - Open vraag

einde

Slide 28 - Tekstslide