Taal groep 5 blok 1 les 15 bijvoeglijke naamwoord
1 / 17
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk woord past?
De jongen draagt een ..... trui.
De jongen draagt een ..... trui.
A
de
B
snelle
C
rode
D
auto
Slide 3 - Quizvraag
Welk woord past?
De sterke man draagt het ..... gewicht.
De sterke man draagt het ..... gewicht.
A
het
B
zware
C
zwemmen
D
auto
Slide 4 - Quizvraag
Welk woord past?
De kinderen kijken een ..... film.
De kinderen kijken een ..... film.
A
badmuts
B
tafel
C
een
D
spannende
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Typ het bijvoeglijk naamwoord.
De snelle auto rijdt door rood.
De snelle auto rijdt door rood.
Slide 13 - Open vraag
Typ het bijvoeglijk naamwoord.
De witte gordijnen zitten in de wasmachine.
De witte gordijnen zitten in de wasmachine.
Slide 14 - Open vraag
Typ het bijvoeglijk naamwoord.
Het bange hondje verstopt zich onder tafel.
Het bange hondje verstopt zich onder tafel.
Slide 15 - Open vraag
Typ het bijvoeglijk naamwoord.
Op een warme zomerdag gaan we naar het strand.
Op een warme zomerdag gaan we naar het strand.
Slide 16 - Open vraag
Typ het bijvoeglijk naamwoord.
De boot vaart over de wilde zee.
De boot vaart over de wilde zee.
