Woche 1&2

• Duits
• Secondary Education

Stunde 1

Was machen wir heute?

1. Wie waren deine Ferien?

2. Erwartungen

3. Übersicht Abschlussklasse

4. Demo in Leipzig

Sprechen

Maak 5 zinnen over je vakantie met hulp van de "Redemittel". Schrijf deze op. 

Erwartungen 

Handys in die Handytasche

Geen oortjes in - geen petjes op -geen tas op tafel

Niet eten in de klas (ook geen kauwgom!)

Op tijd in de klas

Altijd meenemen: Boek - schrift - pen

Zuhören und melden 

PTA Klasse 10TL - Schoolexamens

SE4.1 Grammatica & Vocabulaire (week 10 november - 4.1)

WF: 10

Her: Ja

Min: 50

SE 4.2 Literaturprojekt & Leesvaardigheid (week 15 januari - 4.2)

WF: 10

Her: Nee

Min: 50

WF = weegfactor      Her = Herkansing      Min= Minuten

Grammatica (grammaticaboekje): modale werkwoorden, deelwoord zwakke werkwoorden, Overzicht naamvallen, vaste voorzetsels 3e en 4e naamval, Bezittelijke voornaamwoorden 1e, 3e & 4e naamval, Persoonlijke voornaamwoord en EIN / DER Gruppe mit Tabelle 

 Vocabulaire: S.36 - 39 (D-NL)

Open & gesloten vragen beantwoorden over de behandelde literatuur tijdens het literatuur project en kan open en gesloten vragen over een nieuwe leestekst beantwoorden . 

PTA Klasse 10 - Schoolexamens

KL 4 Kijk-Luistertoets blijft hetzelfde - 26.Januar

WF: 10

Her: Nee

Min: 60

SE 4.3 Schrijftoets (4.3 - week 9 maart)

WF: 15

Her: Ja

Min: 100

MO4 Mondeling  (week 23 maart)

WF: 15

Her: Nee

Min: 15

Over eigen dagelijks leven vertellen: jezelf, je school, een belevenis in het Duits beschrijven

Authentieke Duitse gesprekken voeren - Taaldorp

Authentieke Duitse gesproken gesprekken/ teksten begrijpen - CITO

Lernziele Stunde 2

• Du kannst sagen, wo du finden kannst, was du für SE 4.1 lernen musst. 
• Du sprichst die Vokabeln für SE 4.1 - S.36 aus
• Du kannst die Vokabeln richtig einsetzen 

Stunde 2

Was machen wir heute?

1 - Studiewijzer & Studiewijzer online

2 - 10min Lesen / Hören

3 - Grammatikerklärung Modalverben &                 * Aufgaben 1.1 - 1.3

3 - S.36 Wörter: Aufgabe 9 (S.19& 20)

Hausaufgaben nächste Woche: 

1. Beende Aufgabe 9 (S.19 & 20)

2. Lerne Grammatik: Modalverben

3. Lerne Vokabeln S.36 

Studieplanner & Hausaufgaben

HA: werden montags kontrolliert

Aufgabe mit Wörterbuch - antworte auf Niederländisch

1. Lies den Klappentext 

a)Was ist eine Blockade auf Niederländisch?

b)Welche Themen kann der Leser erwarten?

2. Lies die Übersicht von Leipzig

c)Wo liegt Leipzig?

d)Was ist typisch für Leipzig?

e) Wofür ist Leipzig bekannt?

3. Lies die Übersicht der Personen

f) Was ist Katharina manchmal?

g)Was erfährst du über Nurcan?

h) Wofür interessiert sich Reza?

i) Wo treffen sich die Freunde oft? 

1.1 zusammen

7 Min - 1.2 & 1.3

Selbstständig arbeiten & Hausaufgaben 

S.36 Wörter: Aufgabe 9 (S.19& 20)

Hausaufgaben nächste Woche:

1. Beende Aufgabe 9 (S.19 & 20)

2. Lerne Grammatik: Modalverben

3. Lerne Vokabeln S.36 

Lernziele Stunde 3

• Du kannst das Gelesene zusammenfassen 
• Du kannst die modalen Verben richtig konjugieren 

Stunde 3

Was machen wir heute?

1  - 10min Lesen / Hören (auseinander setzen)

2- Modale Verben wdh. 

3 - Selbstständig arbeiten: Modale Verben Aufgabe 1.8 - 1.13 ausarbeiten 

Hausaufgaben bis Donnerstag:

2. Lerne Grammatik: Modalverben Aufgaben* 1.4 - 1.7 ausarbeiten SE4.1

3. Lerne Wörter S.36 (D-NL) SE4.1

Lernziele Stunde 4

• Du vergleichst deine Hausaufgaben
• Du setzt die Vokabeln für SE 4.1 - S.36 richtig ein
• Du kannst einen KLT folgen 

Stunde 4

Was machen wir heute?

1 - 10min Lesen / Hören

2- Hausaufgaben vergleichen: 

a) Aufgabe 9 (S.19 & 20) 

b) Modalverben Aufgaben* 1.4 - 1.13

3. Aufgabe 8 (sehen) S.18/19 

Hausaufgaben: 

2. Lerne Grammatik: Modalverben SE4.1 - SO

3. Lerne Wörter S.36 (D-NL) SE4.1 - SO

S.36 Vokabeln

1. Hij zal (wird) solliciteren.  _______________________________
2. Ik ben teleurgesteld.          _______________________________
3. Dat was  uniek!                      _______________________________
4. Zij is nauwgezet.                  _______________________________
5. Ik ga (werde)  opzeggen. _______________________________
6. Hij werd ontslaan.               _______________________________