Nederlands examen voorbereidings quiz
1 / 28
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de betekenis van de uitdrukking?
"De tanden laten zien."
"De tanden laten zien."
A
Aangenaam klinken.
B
Wel waarnemen, maar voor de rest er niets over zeggen.
C
Laten merken dat je niet bang bent en dat je je heel fel zal verdedigen.
D
Als je niet gehoorzaamt krijg je straf.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de betekenis van de uitdrukking?
"In het duister tasten."
"In het duister tasten."
A
Wel waarnemen, maar voor de rest er niets over zeggen.
B
Als je niet gehoorzaamt krijg je straf.
C
Er nog van willen.
D
Er niets over weten; geen aanknopingspunt hebben.
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Als
Dan
Vergrotende trap
Stellende trap
Ik ben slimmer [...] jij.
Het is net zo saai [...] vorig jaar
Slide 5 - Sleepvraag
Wat probeert de schrijver te doen met een vergelijkend verband?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een voorzetsel?
A
Een vergelijkbaar woord
B
Een verbuigbaar woord
C
Een onverbuigbaar woord
D
Een onvergelijkbaar woord
Slide 8 - Quizvraag
Soms vormen voorzetsels een vast combinatie met een woord of een woordgroep. Een vast voorzetsel dat een combinatie vormt met....?
A
Een Pv of een O & een uitdrukking.
B
Een w.w. of een z.n. & een uitdrukking.
C
Een w.w. of een z.n. & een mop.
D
Een Pv of een O & een mop.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Leg zelf uit wat het verschil is tussen een hoofdpersonage en een nevenpersonage.
Slide 11 - Open vraag
Chronologisch
Niet-chronologisch
Niet in volgorde
Flashback
In volgorde
Flashforward
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Welk van de vier is een mededelende zin?
A
Is dat wel veilig?
B
Begin maar.
C
Gek!
D
Mijn kat heeft nog nooit een muis of vogel gevangen.
Slide 14 - Quizvraag
Welk van de vier is een bevelende zin?
A
Ik denk niet dat je dat gaat halen.
B
Wees stil.
C
Denk je dat je dat haalt?
D
Wow!
Slide 15 - Quizvraag
Bij welke soort zin stijgt de intonatie?
A
Bij een vragende zin.
B
Bij een uitroepende zin.
C
Bij een bevelende zin.
D
Bij een mededelende zin.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Waarom gebruiken wij koppeltekens of trema's?
A
Omdat anders de zinnen botsen.
B
Omdat anders medeklinkers botsen.
C
Omdat anders klinkers botsen.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "calorie"?
Slide 19 - Open vraag
Welke is juist geschreven?
A
Principiële
B
Principees
C
Principiëles
D
Principieëlen
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat is de betekenis van het schooltaalwoord in de zin?
"Tijdens STEM >>behandelen<< we hoe je moet programmeren."
"Tijdens STEM >>behandelen<< we hoe je moet programmeren."
A
Genezen
B
Een onderwerp bespreken, erover praten of schrijven.
C
Schieten we in actie.
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het schooltaalwoord in de zin?
"Bij >>uitzondering<< mochten we opblijven tot 1 uur."
"Bij >>uitzondering<< mochten we opblijven tot 1 uur."
A
Anders dan anders.
B
Als iets niet geldt wat voor andere mensen wel geldt.
C
Buiten één iets of iemand.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Wat zijn de 2 kenmerken van een samengestelde zin?
A
1) Bevat een bijwoord
2) Zin met 1 PV
B
1) Bevat een bijwoord
2) Zin met 2 of meer PV's
C
1) Bevat een voegwoord
2) Zin met 2 of meer Pv's
D
1) Bevat een voegwoord
2) Zin met 1 PV
Slide 25 - Quizvraag
Is een komma aan voegwoord?
A
Nee
B
Geen idee
C
Ja
Slide 26 - Quizvraag
Nevengeschikte zin
Ondergeschikte zin
hoofdzin + bijzin
hoofdzin + hoofdzin
In elke hz staan Pv en O naast elkaar.
❤️🩹
💔
Typische voegwoorden: Want, en, maar
Typische voegwoorden: Omdat, ...
