lezen blok 3 en 4 kriskras opdrachten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Vandaag flink aan de slag dus pak vast je pen, schrift en boek tevoorschijn!

Laatste les voor de toets .   

1. Oefenen hoofdgedachte

2. Overige opdrachten om te oefenen.

Hoofdgedachte

Wat is de boodschap van de schrijver? Wat wil hij duidelijk maken? Wat wil jij je nou eigenlijk vertellen, welk punt wil hij maken?

- is nooit een vraag

- begint nooit met 'omdat', 'hij wil', 'hoe' maar is een gewone, meedelende zin.

Hoe kun je de hg. vinden?     

- bepaal eerst het onderwerp van de tekst (bijv. vuurwerk)

- bepaal dan wat de schrijver over dit onderwerp te zeggen
   heeft.

Oefenen

Blz. 196 tekst 6

1. wat is het onderwerp van de tekst?

2. wat is de hoofdgedachte?

Antwoord:

1. onderwerp: genummerde bouwpakketten

of: genummerde onderdelen

2. hoofdgedachte: in de oudheid maakten de mensen al gebruik van genummerde onderdelen om een boot in elkaar te zetten.

Oefenopdracht

1. Je krijgt een blad uitgedeeld (tekst met vragen).

2. Lees de tekst.

3. Beantwoord de vragen, in stilte, ieder voor zich.

4. Als de tijd voorbij is, krijg je een seintje.

5. Overleg met je tafelgroepje. Wat is het beste antwoord per vraag?

Blz. 249 tekst 6

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Antwoord:

De puzzel moet terugkomen

Blz. 247 tekst 5

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Antwoord

1. onderwerp: hamsterbillen

2. hoofdgedachte: veel mensen vinden hamsterbillen zo schattig, dat zij er boeken van kopen.

Blz. 295 tekst 11

1. Wat is het onderwerp van deze tekst?

2. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Antwoord

1. het onderwerp van deze tekst is 'sterrenkaarten'.

2. de hoofdgedachte: sterrenkaarten laten de posities van hemellichamen zien en kunnen als navigatiesysteem gebruikt worden.

(Gebruik hier de tussenkopjes om je hoofdgedachte te formuleren).

Extra opdrachten

Je leest een aantal opdrachten.

Deze maak je eerst in stilte.
Daarna overleg je met je groepje.
Formuleer een antwoord waar jullie het allen mee eens zijn.

Opdracht 1

a) Noem de vier manieren om de lezer nieuwsgierig te maken     tijdens de inleiding.

b) Op welke manieren kan een schrijver een tekst afsluiten?

Opdracht 2

Blz. 140, tekst 12

a) Noteer de kernzinnen van alinea 1, 2 en 3.

b) Licht je antwoord toe.

Opdracht 3

Blz. 143, tekst 13

Welke manier van inleiden heeft de schrijver gebruikt?

Opdracht 4

Blz. 193, tekst 5.

a) Wat is het onderwerp van deze tekst?

b) Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

c) Wat is het tekstdoel?

d) Wat is de tekstsoort?

Opdracht 5

Blz. 193 tekst 5

Waarnaar verwijzen de volgende woorden:

a) ze (reg. 1)

b) daar (reg. 5)

c) die (reg. 11)

d) ze (reg. 14)

Wat zijn de vier manieren om een tekst in te leiden?

Op welke manieren kan een schrijver de tekst afsluiten?

Wat is een kernzin?

Wat is het onderwerp van een tekst?

Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Welke tekstdoelen ken je?

Wat is het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken in een tekst?