2.2: Ideologieën

2.2: Ideologieën 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.2: Ideologieën 

Slide 1 - Tekstslide

In deze les werk je via LessonUp aan het thema Ideologieën. Je doet dit zelfstandig, al is overleg natuurlijk toegestaan. De les bestaat uit theorie met vragen, toepassingen, filmfragmenten en artikelen.

Vragen? Vinger opsteken!


In de komende 2 lessen ontdek je wat een ideologie is, welke ideologieën er zijn en wat jouw eigen ideologie is!

Slide 2 - Tekstslide

Als je op Google de zoekterm 'ideologie' invoert, krijg je de afbeelding die je ziet op de achtergrond van deze slide. Op basis van deze symbolen: wat zou een ideologie dan zijn?

Slide 3 - Open vraag

Definities en begrippen - waar hebben we het over?

Politiek draait om de vraag: hoe willen we dat de samenleving eruit ziet? Hoe kunnen we het maatschappelijk geluk vergroten? Welke zaken moet de overheid regelen en wat kunnen we zelf doen? Je eigen antwoorden op dit soort vragen maken duidelijk welke politieke ideologie bij jou past. In de eerste les staan we stil bij 'ideologieën in het midden' en in de tweede les verdiepen we ons in 'extreme ideologieën'.

In de methode staat de volgende definitie: een alomvattende visie op maatschappelijke problemen, gebaseerd op mensbeelden. Je zou ook kunnen zeggen: een samenhangend geheel van ideeën over de gewenste inrichting van de samenleving.

Belangrijk daarbij is hoe men maatschappelijke problemen wil oplossen (strijd of debat) en welk mensbeeld wordt gebruikt (links of rechts). 

Het verschil tussen ideologieën in het midden en extreme ideologieën zit 'em in hoe actoren hun doelen willen bereiken: doen ze dit met debat of met strijd?

Slide 4 - Tekstslide

Links en rechts?!

Je merkt het al: het gaat weer over links en rechts. Mensbeelden, ideologieën en ook politieke partijen zijn allemaal in te delen op een ''links-rechts-verdeling'': een ordening van links naar rechts.
Maar waar komt die verdeling eigenlijk vandaan? Bekijk voor het antwoord op deze vraag dit filmpje en dit satirische filmpje van de Speld, en beantwoord daarna de vragen op de volgende slide.


Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent progressief en conservatief?

Slide 6 - Open vraag

De groep die vroeger links van de voorzitter zat, werd progressief genoemd. Dit waren de arbeiders. Leg uit waarom juist de arbeiders (en niet de rijke adel) progressief waren.

Slide 7 - Open vraag

Beide filmpjes gaan erover waarom het zo lastig is om tegenwoordig nog te spreken over links en rechts. Leg dit in enkele regels in eigen woorden uit.

Slide 8 - Open vraag

Waarom houden we de links-rechts-verdeling dan toch aan?

Slide 9 - Open vraag

Linkse ideologieën: een uitleg

We kijken eerst naar de linkse ideologieën, maar dan zonder de extremen mee te nemen (want: volgende les). Dan komen we terecht bij het socialisme en de sociaaldemocratie. Een belangrijke waarde van links is gelijkheid. Dit betekent in de praktijk dat ze de ongelijkheid tussen mensen verminderen met goede uitkeringen en andere voorzieningen. Want mensen hebben niet allemaal dezelfde mogelijkheden om goed voor zichzelf te zorgen. De overheid is er vooral om zwakkeren te beschermen en te helpen. We noemen dit een grote overheid: ze neemt veel taken op zich en houdt zich bezig met veel zaken om gelijkheid te bereiken.

Het verschil tussen het socialisme en de sociaaldemocratie is dat het socialisme helemaal links zit, terwijl de sociaaldemocratie centrum-links is. In de praktijk betekent dit dat socialistische partijen vaak nog hogere belastingen willen doorvoeren en een nog grotere overheid willen.

Slide 10 - Tekstslide

Rechtse ideologieën: een uitleg
In het maatschappelijk debat streven centrum-rechtse en rechtse actoren naar meer economische vrijheid. Volgens hen is dat belangrijk voor maatschappelijk geluk en daarom moet de rol van de overheid beperkt zijn: een kleine overheid. De overheid moet weinig regels opstellen op economisch gebied, zodat mensen hun talenten inzetten en hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Inkomensverschillen zijn dus onvermijdelijk: ongelijkheid. Natuurlijk moeten arme en zieke mensen niet aan hun lot overgelaten worden, maar hulp moet niet van de overheid afgedwongen kunnen worden. Hulp moet dus vrijwillig gegeven worden, als vorm van naastenliefde (kerken, goede doelen, particuliere organisaties). Bij deze rechtse ideologieën horen het liberalisme en het conservatisme.

Slide 11 - Tekstslide

De christendemocratie

Zowel bij links als bij rechts vinden we de christen-democratie. Deze wordt ook wel het confesionalisme genoemd (confessie betekent overtuiging). Dit zijn partijen die zich laten inspireren door het christelijk geloof, de Bijbel is voor hen belangrijk. Sommige christendemocraten leggen de nadruk op naastenliefde en zijn daardoor meer links, bij andere christelijke actoren ligt de nadruk meer op wetten en regels en daarom zijn ze (centrum-)rechts. Dit heeft er mee te maken hoe christelijke actoren de Bijbel uitleggen: nemen ze deze letterlijk en willen ze dit rechtstreeks vertalen in de politiek, of zien ze Bijbel meer als inspiratiebron voor het doen van goede daden?


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Geef van de volgende citaten aan of het hoort bij een extreem-linkse, (centrum-)linkse, (centrum-)rechtse of extreem-rechtse ideologie.

Slide 13 - Tekstslide

Adolf Hitler: ''Het leven vergeeft geen zwakheden.''
A
Extreem-links
B
Extreem-rechts
C
(centrum-)Links
D
(centrum-)Rechts

Slide 14 - Quizvraag

Karl Marx: ''De theorie van het communisme kan in een eenvoudige zin samengevat worden: Afschaffing van privé-bezit!''
A
Extreem-links
B
Extreem-rechts
C
(centrum-)Links
D
(centrum-)Rechts

Slide 15 - Quizvraag

Geert Wilders: ''Jan met de Pet moet van zijn salaris dus veel te veel ambtenarij, bureaucratie en verspilling betalen. En zijn baas is nog meer kwijt aan onzinnige regeltjes en hoge belastingen. Ik zeg graag Thatcher na: niet de overheid creëert banen, maar de bedrijven doen dat!''
A
Extreem-links
B
Extreem-rechts
C
(centrum-)Links
D
(centrum-)Rechts

Slide 16 - Quizvraag

John Locke: ''Het doel van de wet is niet om vrijheid af te schaffen, maar om haar te vergroten. Waar geen wet is, is ook geen vrijheid.''
A
Extreem-links
B
Extreem-rechts
C
(centrum-)Links
D
(centrum-)Rechts

Slide 17 - Quizvraag

Mao: ''We hebben een democratische dictatuur van het volk (volksdemocratie) geleid door de arbeidersklasse.
A
Extreem-links
B
Extreem-rechts
C
(centrum-)Links
D
(centrum-)Rechts

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht
Geef van de volgende citaten aan bij welke ideologie het citaat past. Leg ook uit waaraan je dit kunt zien.
Let op: geef de naam van de ideologie, en niet links/rechts. (dus: liberalisme, conservatisme, etc.)

Slide 19 - Tekstslide

Lang leve de vakbonden.

Slide 20 - Open vraag

Economische en persoonlijke vrijheid is belangrijk.

Slide 21 - Open vraag

Sommigen van ons vinden ontwikkelingshulp heel belangrijk, anderen benadrukken veel meer het belang van wetten en regels naleven.

Slide 22 - Open vraag

Een goede opvoeding waar normen en waarden worden aangeleerd, is belangrijk.

Slide 23 - Open vraag

Opdracht
In de volgende slides krijg je een aantal oude affiches (verkiezingsposters) te zien van politieke ideologieën. Leg uit welke kenmerken van de ideologie je terug ziet.

Slide 24 - Tekstslide

Bekijk deze oude affiches van het liberalisme. Welke kenmerken van deze ideologie zie je terug?
Affiche 1
Affiche 2
Affiche 3

Slide 25 - Open vraag

Bekijk deze oude affiches van het socialisme. Welke kenmerken van deze ideologie zie je hier terug?
Affiche 4
Affiche 5
Affiche 6

Slide 26 - Open vraag

Bekijk deze oude affiches van de christendemocratie. Welke kenmerken van deze ideologie herken je?
Affiche 8
Affiche 7

Slide 27 - Open vraag

Opdracht WLB

Je hebt je nu enigszins verdiept in ideologieën. Heb je het nog niet helemaal helder, check dan deze link of lees 2.2 uit je lesboek nog eens na.

Beantwoord in je digitale waardenlogboek de volgende vraag: welke van de ideologieën spreekt jou het meest aan? En welke het minst? Leg dit per gekozen ideologie uit in 5 regels en gebruik in je antwoord je mensbeeld (WLB C).

Slide 28 - Tekstslide


Klaar met alle opdrachten?

Bekijk dan deze video

en beantwoord de open vraag op de volgende slide.

Slide 29 - Tekstslide

In de video (een Kamerdebat) zie je twee kamerleden met elkaar botsen. Welke ideologie hoort bij van der Staaij? En welke bij Pechtold? Beschrijf waarom deze ideologieën zo met elkaar botsen.

Slide 30 - Open vraag