3. Politiek Trias Politica

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Parlementaire democratie

- Terugblikken naar vorige week 
-Uitleg Trias Politica 
- Quiz Trias Politica 
- Botsende grondrechten

Slide 2 - Tekstslide

Straffen!

Slide 3 - Woordweb

Trias Politica 
- Scheiding van de macht 

Wetgevende macht 
Rechtsprekende macht 
Uitvoerende macht 

- Tegen gaan van machtsmisbruik 

Slide 4 - Tekstslide

Welke drie machten kennen wij in onze democratische rechtsstaat?
A
Landmacht, luchtmacht en politiemacht
B
Uitvoerende macht, wetgevende macht en rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht, controlerende macht en instemmende macht

Slide 5 - Quizvraag

Bij hoeveel personen ligt de macht meestal in een dictatuur?
A
Bij 1 persoon
B
Bij alle mannen
C
Bij iedereen

Slide 6 - Quizvraag

Wie beslist of iemand schuldig is aan het plegen van een strafbaar feit?
A
Rechter
B
Tweede Kamer
C
Regering

Slide 7 - Quizvraag

Tot welke macht behoort de Tweede Kamer?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechtsprekende macht

Slide 8 - Quizvraag

Tot welke macht behoort de Eerste Kamer?
A
Rechtsprekende macht
B
Uitvoerende macht
C
Wetgevende macht

Slide 9 - Quizvraag

Welke groep mensen moet zowel wetten ontwerpen als uitvoeren?
A
Rechters
B
Ministers
C
Kamerleden

Slide 10 - Quizvraag

Tot welke macht behoren politieagenten?
A
Wetgevende macht
B
Rechtsprekende macht
C
Uitvoerende macht

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke macht hoort onze volksvertegenwoordiging? (Dus op welke macht hebben burgers directe invloed bij verkiezingen?)
A
Uitvoerende macht
B
Wetgevende macht
C
Rechtsprekende macht

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke macht hoort het Openbaar Ministerie?
A
Uitvoerende macht
B
Rechtsprekende macht
C
Wetgevende macht

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke macht hoort een burgemeester?
A
Uitvoerende macht
B
Wetgevende macht
C
Rechtsprekende macht

Slide 14 - Quizvraag

Mag een minister snel een nieuw wetsvoorstel maken om iemand die iets ergs heeft gedaan wat nog niet strafbaar was, toch straf te kunnen geven?
A
Ja, want het is niet goed als iemand geen straf krijgt,
B
Nee, want wetten werken niet met terugwerkende kracht
C
Nee, wat ministers mogen zich niet bemoeien met wat voor soort straf bij een delict hoort.

Slide 15 - Quizvraag

Welke stelling is onjuist?
A
Rechters zijn onafhankelijk
B
Rechters kunnen alleen ontslagen worden door de minister van Veiligheid en Justitie
C
Rechters worden voor het leven benoemd.

Slide 16 - Quizvraag

Het parlement hoort bij de wetgevende macht en moet dus wetten maken. Wat is de andere taak van het parlement?
A
De regering controleren
B
De rechters controleren
C
De rechters adviseren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een Grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen
B
Een wet waar de grondrechten van de Nederlanders in staan
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de grond moet omgaan

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er als twee artikelen in de Grondwet met elkaar botsen?
A
Het grondrecht met het laagste nummer is belangrijker
B
Het grondrecht met het hoogste nummer is belangrijker
C
De rechter beslist dit per geval

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk
Paragraaf 5.4:
Opdracht 2,3,4, 6
Lezen: uitleg bij 1 en 2

FD": 122 - Wie heeft de macht 
Paragraaf 5.2 : 1 t/m 5

Slide 20 - Tekstslide