Leeslink B2W7L1

Hoe vat ik samen?
Wat ga je leren?

Je kunt straks:
• vertellen wat de hoofdgedachte is
• de hoofdgedachte in de tekst vinden
• uitleggen hoe je de hoofdgedachte kunt gebruiken als je een samenvatting maakt
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe vat ik samen?
Wat ga je leren?

Je kunt straks:
• vertellen wat de hoofdgedachte is
• de hoofdgedachte in de tekst vinden
• uitleggen hoe je de hoofdgedachte kunt gebruiken als je een samenvatting maakt

Slide 1 - Tekstslide

Filmpje!
Moeilijke woorden
de pasta = een dikke, smeerbare massa
het beleg = wat je op je brood doet
de karamel = gebrande suiker. Van karamel kun je snoepjes maken.
de reserve = iets dat je bewaart om te gebruiken als je het nodig hebt
het blaasje = een bobbeltje met vocht erin

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de tekst Gezond of niet?
Bekijk de foto’s. Waar gaat de tekst over?

Slide 3 - Tekstslide

Lees de titel en de kopjes.
Wat is het belangrijkste dat de schrijver jou wil vertellen, denk je?
A
Je kunt allergisch zijn voor pindakaas.
B
Pindakaas wordt gemaakt van pinda's.
C
Pindakaas is heel vet.
D
Pindakaas is niet altijd even gezond.

Slide 4 - Quizvraag

Lees de eerste, vetgedrukte alinea.

In deze alinea vertelt de schrijver precies wat de hoofdgedachte van de tekst is. Wat is de hoofdgedachte? Markeer hem in de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

Pindakaas is niet altijd even gezond.

Lijkt de hoofdgedachte (wat je gemarkeerd hebt) van de schrijver daarop?

Hand omhoog: Ja, want er staat ongeveer hetzelfde.
Hand omlaag: Nee, want er staat heel iets anders.

Slide 6 - Tekstslide

Lees de alinea Pinda’s.
Lees: Zit er ... kunnen noemen. (regel 12 en 13)
In deze zinnen staan woorden vetgedrukt. Wat zijn dit voor woorden?
A
Dit is een grapje van de schrijver
B
Dit zijn de kernwoorden van de alinea.
C
Dit zijn nog drie kernzinnen.
D
Dit zijn tips voor kinderen die zelf pindakaas willen maken.

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin met de kernwoorden.

Er zit ___________ in pindakaas.
Je zou het beleg beter __________ kunnen noemen.
geen kaas
pindapasta

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de kernzin van deze alinea? 
Markeer hem in de tekst.

Slide 9 - Tekstslide

Lees de alinea Heel vet.
Lees de eerste zin van de alinea. Is dit de kernzin?

Hand omhoog: Dit is niet de kernzin, want er staat geen informatie in.
Hand omlaag: Dit is wel de kernzin, want er staat veel informatie in.
opdracht 2
Markeer de kernzin van deze alinea in de tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

Lees de alinea Zout en suiker.
Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer hem in de tekst.


Maak een zin met de kernwoorden uit deze alinea. Vul in.
Let goed op ________________ je eet.
welke soort pindakaas

Slide 11 - Tekstslide

Lees de alinea Niet te veel.
Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer hem in de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Lees: Eet je ... voor je! (regel 35 t/m 39) Wat staat er in deze zinnen?
A
Dit is de mening van de schrijver.
B
Dit is de samenvatting van deze alinea.
C
Dit is uitleg bij de kernzin.
D
Dit zijn kernwoorden.

Slide 13 - Quizvraag

Lees de alinea Allergie.
Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer hem in de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de kernwoorden van deze alinea?
A
allergisch, blaasjes
B
allergisch, levensgevaarlijk
C
blaasjes, vervelend
D
vervelend, levensgevaarlijk

Slide 15 - Quizvraag

Maak een zin met de kernwoorden (vervelend en levensgevaarlijk). Vul in.

Een allergie voor pinda’s kan ____________ zijn.
Voor sommige mensen zijn pinda’s ____________.
vervelend
levensgevaarlijk

Slide 16 - Tekstslide

Stel, je bent allergisch voor pinda’s.
Je wilt graag een broodbeleg maken dat net zo smeerbaar is als pindakaas. Met welke ingrediënten zou jij gaan experimenteren?

Slide 17 - Tekstslide