K3 - Herhaling H2

Wat betekent het woord: aanvankelijk
A
vroeger
B
ooit
C
in het begin
D
nooit
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat betekent het woord: aanvankelijk
A
vroeger
B
ooit
C
in het begin
D
nooit

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent het woord: de vertrekken
A
het weggaan
B
de kamers
C
de daken
D
de tochten

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'in de kinderschoenen staan'?
A
in de beginfase zijn
B
kinderschoenen passen
C
nog heel jong zijn
D
iemand uitlachen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent: ruim

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent: beschikken over

Slide 5 - Open vraag

reeds
thans
voormalige
vandaag de dag
tegenwoordig
al
vroegere
nu

Slide 6 - Sleepvraag

Wat betekent de uitdrukking: uit je slof schieten

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent de uitdrukking: weten waar de schoen wringt.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf deze in opnieuw op maar dan met eenvoudigere woorden: Wanneer u telefonisch contact opneemt met het reparatiecentrum, dient u onze factuur erbij te houden.

Slide 9 - Open vraag

Wat is een samengestelde zin?

Slide 10 - Open vraag

Is dit een samengestelde zin?
Gisteren liepen mijn broertje en ik naar het parkje achter het schoolplein.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:
Max fietst straks naar school

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn de persoonsvormen in de zin:
Als Max straks naar school fietst, moet hij mij eerst ophalen.

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de onderwerpen in de zin:
Als Max straks naar school fietst, moet hij mij eerst ophalen.

Slide 14 - Open vraag

Hoe spel je de persoonsvorm op de puntjes:
Janske ... (schrikken) wakker, toen onze docent schreeuwde.
A
schrik
B
schrikt
C
schrikte
D
schrok

Slide 15 - Quizvraag

Hoe spel je de persoonsvorm op de puntjes:
Je ... (melden) je ziek, omdat je veel hoofdpijn hebt.
A
meld
B
melt
C
meldt
D
melde

Slide 16 - Quizvraag

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.
A
want
B
daarom
C
maar
D
terwijl

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet je nu nog
goed gaan leren?

Slide 18 - Woordweb