DEF Les 14 Enquête maken

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Enquêtes maken

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer spreek je van een goede enquête?

Slide 5 - Open vraag

Enquête 
--> Inleiding/ voorwoord op Enquete schrijven
1. Voorbereiding & enquete opzet maken
2. Vraagstelling van de enquête
3. Schaling van de enquête
4. Controle en uitvoeren van de enquete
5. Websites
Het interview 


Slide 6 - Tekstslide

Inleiding enquête
Begin je enquete met een woord vooraf of inleiding:
- waarin je je voorstelt
- de aanleiding
- de onderzoeksvraag
- duur van de enquete
- hoe inleveren; waar en voor wanneer?
- beschrijf de terugkoppeling van de uitkomst

Slide 7 - Tekstslide

1. Voorbereiding & enquête opzet maken
1. Bepaal eerst: Wat wil je weten? Wat wil je bereiken? En heel belangrijk hoe wil je de       
    resultaten analyseren?

2. Vertaal de onderzoeksvraag naar een aantal punten en werk deze punten uit in een  
     aantal concrete vragen.

3. Wat betreft de indeling van de enquête, begin met de meest relevante en interessante  
    enquêtevragen, welke het belangrijkste? Persoonlijke vragen + locatie (waar men werkt)      komen dus achteraan! (vraag naar functie/ leeftijd/ afdeling/locatie)

Slide 8 - Tekstslide

5. Bepaal hoe lang (tijd) de enquête mag duren, maak de enquête vooral niet te lang!
 
6. Verdeel vragen over diverse groepen of categorieën.

7. Zorg ervoor dat de enquêtevragen alle benodigde antwoordcategorieën afdekken. Houd dus        bij het opstellen steeds je  doelstellingen in de gaten!

8. Laat ruimte vrij op het einde van de enquête voor eventuele opmerkingen, dit vinden  
     sommige respondenten prettig, daarnaast kan het je nieuwe inzichten geven over het  
     desbetreffende onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

2. Vraagstelling van de enquête
1.  Gebruik duidelijke omschrijvingen en vermijd moeilijke of onduidelijke       omschrijvingen zoals ‘dynamisch’, ‘innovatief’, etc. 
2. Vermijd het gebruik van dubbele ontkenningen.
3. Zoveel mogelijk multiple choice vragen.
4. Zoveel mogelijk dezelfde antwoordschaal
    niet - matig - voldoende - goed / 1-2-3-4-5
5. Vraag maar één ding tegelijk.
6. Geen suggestieve vragen


Slide 11 - Tekstslide

3. Schaling van de enquête

1. gebruik altijd evenveel positieve als negatieve antwoordmogelijkheden.

Bijvoorbeeld een 4 puntschaal.

1 = helemaal mee oneens
2 = mee oneens
3 = mee eens
4 = helemaal mee eens
of

5 puntschaal.
1= helemaal mee oneens
2=mee oneens
3= niet eens/niet oneens
4= mee eens
5= helemaal mee eens


Meer antwoordmogelijkheden worden vaak gebruikt om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de respondent.

Houd er rekening mee dat respondenten vaak niet kiezen voor uitersten. Hier zijn een aantal manieren voor, om dit tegen te gaan, bijvoorbeeld door geen neutrale antwoordmogelijk te geven, zo wordt de respondent gedongen een keuze te maken 

Slide 12 - Tekstslide

 6.Zorg ervoor dat de enquêtevragen gemakkelijk (met de computer) te verwerken zijn (zie websites)

7. Houd rekening met de context waarin de enquêtevragen gesteld worden.
8. Houd er rekening mee dat bepaalde enquêtevragen gevoelig liggen.
9. Formuleer de vragen niet te persoonlijk of bedreigen.

Slide 13 - Tekstslide

Websites - enquetes maken
- Google Forms

- Microsoft Forms

- Surveymonkey.com

-Survio.com

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Interview
Je kunt ook kiezen voor het afnemen van interviews
- spreek vooraf af welke vragen je gaat stellen
- maak na het interview gelijk een samenvatting
- maak afspraken over de verwerking van de uitkomsten
- vraag toestemming voor het noemen van naam en functie

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een interview?
De tekst is een interview.
Een interview is een vraaggesprek.
Iemand stelt vragen.
Dat is de interviewer.
En iemand anders geeft antwoord.


Slide 17 - Tekstslide

De gesloten vraag

 Gesloten vragen; dit zijn vragen waar je alleen ja of nee op kan beantwoorden


Slide 18 - Tekstslide

Open en gesloten vragen
Vraag
Antwoord
Verbredende vraag
Verdiepende vraag
Open vraag
Wat heb je vandaag allemaal gedaan?
Eerst ben ik naar de stad geweest. Daarna ben ik uiteten geweest.
En wat heb je 's avonds nog gedaan?
Hoe is de wedstrijd afgelopen?
Gesloten vraag
Ben je nog naar de stad geweest?
Nee.
Heb je nog gevoetbald?
???

Slide 19 - Tekstslide

Het interview:
  • Je stelt jezelf altijd eerst netjes voor
  • Legt uit wat je met het interview wilt bereiken
  • Je hebt je vragen uitgewerkt op een vel papier bij je, niet aflezen van je  telefoon

Slide 20 - Tekstslide

Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op met je mobiel.
  • Voor je weggaat: vraag na of je de naam van de geïnterviewde goed hebt gespeld.

Slide 21 - Tekstslide