klas 1 hgl organen en cellen

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

organen

Slide 2 - Woordweb

lesdoelen
  • Je kunt organen benoemen in een torso en in een dwarsdoorsnede van de romp
  • Je kunt organen benoemen in een organenstelsel van mensen en dieren.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

cellen
organismen bestaan uit één of meer cellen. Cellen zijn er klein en kun je alleen zien met bijvoorbeeld een microscoop.

Slide 5 - Tekstslide

organenstelsel

Slide 6 - Tekstslide

weefsels
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie noem je een weefsel.
bijvoorbeeld de botcellen samen vormen het botweefsel.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Delen van een organisme zijn: cel – orgaan – organenstelsel - weefsel.

Wat is de juiste volgorde van klein naar groot?
A
cel-orgaan-weefsel-organenstelsel
B
cel- weefsel -orgaan-organenstelsel
C
organenstelsel-orgaan-weefsel-cel

Slide 9 - Quizvraag

Difterie is een ziekte waarbij een gifstof in het bloed terechtkomt vanuit de keel- en mondholte. Ziekteverschijnselen zijn onder andere keelpijn, pijn bij het slikken, koorts en misselijkheid. Als het gif in het hartspierweefsel terechtkomt, kan de hartspier aangetast worden. Ook de nieren en de zenuwen kunnen door het gif beschadigd raken.
In de tekst staat dat het hart en de zenuwen door het gif aangetast kunnen worden.
Tot welk organenstelsel behoort het hart?

Slide 10 - Open vraag

Welke organen worden aangegeven met de nummers 3, 5 en 7

Slide 11 - Open vraag

orgaandonatie
Bij orgaandonatie wordt een orgaan of weefsel afgestaan aan iemand waarbij een orgaan niet (goed) meer functioneert. De persoon die het orgaan afstaat, noemt men een donor. Dit kan een levend of overleden persoon zijn. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke organen kun je doneren?
Welke organen je kunt doneren, hangt af of het gaat om een levende of overleden donor. Bij orgaandonatie gelden hoe dan ook strenge voorwaarden. 
Levende donor 
Tijdens leven kun je een orgaan of weefsel afstaan aan iemand die dit nodig heeft. Het voordeel hiervan is dat deze organen meestal langer meegaan dan organen van overleden donoren. Er zijn ook nog andere voordelen en nadelen verbonden aan donatie bij leven. Het is verstandig je hier vooraf in te verdiepen.  
De volgende organen komen in aanmerking voor donatie bij leven:   
Een nier , Een deel van de longen (niet in Nederland) , Een deel van de lever 
Beenmerg  en Stamcellen

Slide 13 - Tekstslide

Overleden donor 
Na overlijden zijn de volgende organen potentieel geschikt voor donatie:  
  • Huid 
  • Oogweefsel 
  • Hart en hartkleppen 
  • Bot- en peesweefsel 
  • Grote bloedvaten 
  • Longen 
  • Lever 
  • Nieren 
  • Alvleesklier 
  • Dunne darm

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
maken van de opdrachten van bs 1.
Als je klaar bent maak je de test jezelf.
magister-leermiddelen- hoofdstuk 3- bs 1 organen en cellen.
oefen ook met de flitskaarten

Slide 15 - Tekstslide