1.3 Je inkomsten en uitgaven

Hfst 1.3 MAVO leerjaar 3
Voorkennis:
Aan het einde van de Les.....
  • Kan je uitleggen wat voor soorten inkomsten en uitgaven er zijn
  • Kan je uitleggen wat budgetteren is en hoe je een begroting maakt
  • Kan je berekeningen maken die je nodig hebt tijdens het budgetteren
Planning:
intro 1.3
Als ik klaar ben:
nakijken
werkwijzer bijwerken
formatieve rekentoets 2
formatieve toets 1.3
To do:
blz 18 opg 1 t/m 11
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hfst 1.3 MAVO leerjaar 3
Voorkennis:
Aan het einde van de Les.....
  • Kan je uitleggen wat voor soorten inkomsten en uitgaven er zijn
  • Kan je uitleggen wat budgetteren is en hoe je een begroting maakt
  • Kan je berekeningen maken die je nodig hebt tijdens het budgetteren
Planning:
intro 1.3
Als ik klaar ben:
nakijken
werkwijzer bijwerken
formatieve rekentoets 2
formatieve toets 1.3
To do:
blz 18 opg 1 t/m 11

Slide 1 - Tekstslide

Wat waren ook alweer de 6 p's?

Slide 2 - Open vraag

NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

  • onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen
  • advies geven over omgaan met geld

Slide 3 - Tekstslide

Budgetteren en begroten
  • Budgetteren -> Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
  • Begroting ->  Een overzicht van je inkomsten en uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Soorten uitgaven
  • Huishoudelijke uitgaven -> elke dag van toepassing -> variabel
  • Vaste lasten -> elke maand terugkerende kosten -> vast bedrag per maand
  • Incidentele uitgaven -> komen niet vaak voor -> koelkast, telefoon etc. 








Slide 6 - Tekstslide

Verwacht je grote uitgaven?
  • Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Dat is geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten

Slide 8 - Sleepvraag

Soorten inkomens
  • Inkomen uit arbeid -> tegenprestatie
  • Inkomen uit bezit -> bezit genereert geld
  • Overdrachtsinkomen -> geen tegenprestatie
  • inkomen in natura -> beloond worden in de vorm van goederen of diensten

Slide 9 - Tekstslide

Inkomen in natura

Als je in goederen of diensten betaald krijgt, 
heet dat inkomen in natura

Slide 10 - Tekstslide

Omrekenen maand, jaar, week of dag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Je verdient 52 euro per week.
Hoeveel is dit per maand?
A
€52 x 4 = €208
B
€52 x 52 : 12 = €225,33
C
Geen idee
D
€52 x 52 : 12 = €225

Slide 14 - Quizvraag