Unit 2 Recap

Unit 2 Recap
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Unit 2 Recap

Slide 1 - Tekstslide

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je vragen?

Om vragen te stellen gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord


Bij she/he/it krijg je does + ow + hele ww + rest v/d zin (1)

Bij I/you/we/they krijg je do + ow + hele ww + rest v/d zin (2)


1. Does he work for your father?

2. Do you like school?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je ontkenningen?
Om ontkenningen te maken gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord

Bij she/he/it krijg je: OW + does not + hele ww + rest vd zin (1)
Bij I/you/we/they krijg je: OW + do not + hele ww + rest vd zin

1. She does not do her homework on Saturdays.
2. I do not have a lot of cheeseburgers.

Slide 4 - Tekstslide

Let op!
Bij het werkwoord 'to be' (am/is/are) 
gebruik je nooit do/don't/does/doesn't

Bij alle andere werkwoord MOET 
je deze hulpwerkwoorden gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

Queen Elizabeth .......... (say) goodbye.
A
say
B
says

Slide 6 - Quizvraag


They ...... (visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 7 - Quizvraag


He ....... in the park. (walk)

Slide 8 - Open vraag


She ..... English. (teach)

Slide 9 - Open vraag

Maak vragend:
I like trains.
A
Do I like trains?
B
Does I like trains?
C
Like I trains?
D
Do I likes trains?

Slide 10 - Quizvraag

Maak vragend:
They do their homework on Tuesday.
A
Do they do their homework on Tuesday?
B
Does they do their homework on Tuesday?
C
Do they does their homework on Tuesday?
D
Does they do their homework on Tuesday?

Slide 11 - Quizvraag

Maak ontkennend:
The boy eats pizza every day
A
The boy don't eats pizza every day.
B
The boy doesn't eat pizza every day.
C
The boy don't eat pizza every day.
D
The boy doesn't eats pizza every day.

Slide 12 - Quizvraag

Maak ontkennend:
My sister plays football.

Slide 13 - Open vraag

Maak ontkennend:
Our parents go to school.

Slide 14 - Open vraag

Ik snap de present simple
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Regel voor meervoud: woord + s
               1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 16 - Tekstslide

Uitzonderingen

Slide 17 - Tekstslide

Box
A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 18 - Quizvraag

Monkey
A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkeys

Slide 19 - Quizvraag

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 20 - Quizvraag

Fish
A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 21 - Quizvraag

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 22 - Quizvraag

Ik snap de meervoudsvormen
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 24 - Tekstslide

This
That

These
Those

Slide 25 - Sleepvraag

Use: this, that, these, those

... is your pen over there on the desk.
... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 26 - Quizvraag

Use: this, that, these, those

... balloons here are nicer than ... ones over there.
A
Those, these
B
These, those
C
This, that
D
That, this

Slide 27 - Quizvraag

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 28 - Quizvraag

Ik snap de aanwijswoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik weet wat ik moet doen voor de toets en ga mij daarvoor goed voorbereiden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll