Via deze module krijg je uitleg over het werken met grootheden en eenheden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Werken met grootheden en eenheden
Via deze module krijg je uitleg over het werken met grootheden en eenheden
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud
Leerdoelen
Grootheid
Eenheid
Herkennen
Eindoefening
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van deze module kan jij:
- grootheden en eenheden onderscheiden
- symbolen van grootheden en eenheden onderscheiden.
Slide 3 - Tekstslide
Grootheid
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten met een meetinstrument.
Voorbeelden:
Lengte(afstand)
Massa
Kracht
Dichtheid
Energie
Temperatuur
Tijd
Slide 4 - Tekstslide
Grootheid
Enkele voorbeelden van grootheden inclusief meetinstrument:
Lengte met een meetlat/liniaal, geodriehoek, hectometerpaaltjes
massa met een weegschaal
temperatuur met een thermometer
Slide 5 - Tekstslide
Eenheid
Een grootheid is iets wat je kunt meten met een meetinstrument
De eenheid is de maat waarin je de grootheid meet.
Het meetinstrument geeft aan met welke maat je dit meet.
Bijvoorbeeld:
Lengte kan je meten in meter
Massa kan je meten in gram
Temperatuur kan je meten in graden Celsius
Slide 6 - Tekstslide
Eenheid
Waarom is dit belangrijk?
In Engeland gebruiken ze voor afstand een mile.
In Nederland gebruiken we een kilometer. Welke is juist?
Internationaal afgesproken voor bepaalde eenheden en die zijn te herkennen aan symbolen. Dit zijn SI-eenheiden als in standaard international (op zijn frans)
Slide 7 - Tekstslide
Grootheden, eenheid, meetinstrument
wat? (Grootheid)
waarin? (eenheid)
waarmee? (Meetinstrument
lengte
meter, centimeter
liniaal, schuifmaat
gewicht
kilogram, gram, ton
weegschaal
tijd
minuten, uren, dagen, maanden
klok, stopwatch, kalender
temperatuur
graden Celsius ( °C)
thermometer
inhoud
liter, kubieke meter (m³)
maatbeker
snelheid
kilometer per uur (km/h), meter per seconde (m/s)
kilometerteller
Slide 8 - Tekstslide
SI-eenheden
Internationaal afgesproken voor bepaalde eenheden en die zijn te herkennen aan symbolen. Dit zijn SI-eenheiden als in standaard international (op zijn frans).
Slide 9 - Tekstslide
Herkennen
Om een eenheid te herkennen, staat er vaak een afkorting achter een getal. Jij moet deze aan de correcte grootheid koppelen. Daarvoor dien je wel te weten wat er met een afkorting wordt bedoeld.
Voorbeelden:
Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
De hoogte van een deur is ongeveer 2,20 m.
Je wandelt ongeveer 5 km/h
Je fietst ongeveer 15 km/h
Er staat een kleine letter m achter het getal van 1,80. De kleine letter m staat voor meter.
De eenheid staat altijd achter het getal.
De grootheid die bij de eenheid meter hoort is afstand of lengte
Er staat een kleine letter m achter het getal van 2,20. De kleine letter m staat voor meter.
De eenheid staat altijd achter het getal.
De grootheid die bij meter hoort is afstand of lengte
Er staan kleine letter km/h achter het getal van 5. De kleine letters km/h staan voor kilometer per uur
De eenheid staat altijd achter het getal.
De grootheid die bij de eenheid kilometer per uur hoort is snelheid
Er staan kleine letter km/h achter het getal van 15. De kleine letters km/h staan voor kilometer per uur
De eenheid staat altijd achter het getal.
De grootheid die bij de eenheid kilometer per uur hoort is snelheid
Slide 10 - Tekstslide
Welk woord is een grootheid?
A
afstand
B
meter
C
seconde
D
volt
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord is een grootheid?
A
ampère
B
dichtheid
C
graden Celsius
D
watt
Slide 12 - Quizvraag
Welke grootheid hoort bij het symbool I (hoofdletter i)
A
lengte
B
spanning
C
stroomsterkte
D
vermogen
Slide 13 - Quizvraag
welke grootheid hoort bij de eenheid kilogram
A
dichtheid
B
massa
C
temperatuur
D
volume
Slide 14 - Quizvraag
welke grootheid hoort bij de eenheid kilogram per kubieke meter (kg/m³)?
A
dichtheid
B
massa
C
vermogen
D
volume
Slide 15 - Quizvraag
welke grootheid hoort bij het symbool ρ
A
dichtheid
B
spanning
C
temperatuur
D
vermogen
Slide 16 - Quizvraag
dichtheid
massa
tijd
volume
Koppel de grootheden en eenheden met elkaar
Kilogram
kilogram per kubieke meter
liter
seconde
Slide 17 - Sleepvraag
spanning
stroomsterkte
temperatuur
vermogen
Koppel de grootheden en eenheden met elkaar
volt
ampère
graden celcius
watt
Slide 18 - Sleepvraag
Welk symbool hoort zowel bij een eenheid als bij een grootheid?
A
t
B
T
C
U
D
V
Slide 19 - Quizvraag
Wat nu?
je hebt nu de uitleg gevolgd en een aantal oefenopgaven gedaan. Had je ze allemaal goed?
Als je 7 van de 9 (of meer) goed had, dan is het verstandig om hiervan de oefentoets te doen.
Heb jij minder dan 7 van de 9 goed? Ga dan de oefenopdrachten maken.