5.3 B Standpunt en argumenten

5.3 Standpunt en argumenten
- Stelling
- Stanpunt (mening) ; ik vind.../ volgens.../ zij denkt ...
- Positief geformuleerd
- Standpunt schrijver (positief of negatief)
- Argumenten; omdat, want, namelijk, immers
- Tegenargumenten
-Slot; Conclusie of samenvatting 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

5.3 Standpunt en argumenten
- Stelling
- Stanpunt (mening) ; ik vind.../ volgens.../ zij denkt ...
- Positief geformuleerd
- Standpunt schrijver (positief of negatief)
- Argumenten; omdat, want, namelijk, immers
- Tegenargumenten
-Slot; Conclusie of samenvatting 

Slide 1 - Tekstslide

Theorie in het kort; 
- In een betogende tekst lees je in de inleiding een stelling.
- Dit is een zin waarin je omschrijft wat je standpunt (mening) is.
- Een goede stelling is een zin van niet meer dan 10 woorden die eigenlijk altijd positief geformuleerd is.
- Schrijver neemt een positief of negatief standpunt in over deze stelling.
- Standpunt wordt onderbouwt met argumenten.
- Ook kunnen er tegenargumenten zijn, dit is een andere kant van zijn mening.
- Conclusie, samenvatting/ opsomming van alle argumenten
 

Slide 2 - Tekstslide

Inenten verplicht
- Lees alinea 1 en 2 voor de volgende vragen.
timer
1:30

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de stelling in de inleiding van de tekst?
A
Meerderheid vindt dat je niet mag weigeren.
B
Kinderopvang mag wel een kind weigeren.
C
In Nederland worden jonge kinderen al opgevangen .

Slide 4 - Quizvraag

De schrijver neemt een negatief of positief standpunt in?
A
Positief
B
Negatief

Slide 5 - Quizvraag

Noteer het zinsgedeelte uit alinea 1 waaraan je dat het beste kunt zien.

Slide 6 - Open vraag

Welke zin uit alinea 2 is het eerste argument bij het standpunt van de schrijver? Noteer eerste twee en laatste twee woorden.

Slide 7 - Open vraag

Welke zin uit alinea 3 geeft het tweede argument? Noteer eerste twee en laatste twee woorden.

Slide 8 - Open vraag

Noteer de conclusie van de schrijver uit alinea 4. Weer eerste twee woorden en laatste twee woorden.

Slide 9 - Open vraag

Signaalwoorden
alinea 4

Slide 10 - Woordweb