Flitsen: Op de goede weg

• NT2
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 5

Op de goede weg.

Leesboek

Hoe heet de jongen in het verhaal. Scrijf de voornaam en achternaam (denk ook aan de hoofdletters)

Waarom wil hij een bijbaantje?

1. Hij heeft nieuwe schoenen gekocht.
2. Hij wil een auto kopen.
3. Hij wil auto kunnen rijden.
4. Hij wil stoppen met school.

Wanneer gaat hij naar school?

1. maandag en dinsdag
2. dinsdag en donderdag
3. dinsdag en woensdag
4. donderdag en vrijdag

Wat is niet juist?

1. Davey vindt het niet erg bij de garage.
2. Davey zit op school om automonteur te worden.
3. Davey vindt het niet erg om niet betaald te worden bij de garage.
4. Davey helpt af en toe in de garage mee om auto's te repareren.

Davey gaat werken bij restaurant ............. (vul de naam in).

Davey heeft een gesprek met

1. de eigenaar van de zaak.
2. de barman.
3. de ober.
4. een groep mensen.

Waarom heeft Davey de baan in het restaurant gekregen?

1. Hij heeft ervaring .
2. Het past goed bij zijn opleiding.
3. Hij werkt snel.
4. Hij ziet er goed verzorgd uit.

Hoe komt hij aan de baan van krantenbezorger?

1. Via zijn vrienden.
2. Online.
3. Via de school.
4. Via de krant.

Hoeveel dagen heeft Davey als krantenbezorger gewerkt?

1. één dag
2. twee dagen
3. drie dagen
4. vier dagen

Waarom vindt Davey de baan als fietsenmaker leuk?

1. Hij is handig.
2. Het past goed bij zijn opleiding.
3. Hij kan buiten schooltijd werken.
4. Hij krijgt er energie van.

Davey volgt autorijles bij rijschool ........ (vul de naam in.