Voorkennis

Voorkennis

wat is een infinitief

1. volledige werkwoord zonder vervoeging
2. bevelvorm
3. de stam
4. tegenwoordige tijd

geef de T.T van: jij ' antwoorden'

1. antwoord
2. antwoort
3. antwoordt
4. antwoorden

Geef de tegenwoordige tijd van : hij ' kleden'

1. kleed
2. kleden
3. kleedt
4. kleet

Tegenwoordige tijd

- dingen die nu gebeuren

- zoek steeds de stam ( ik vorm )

- kijk naar het onderwerp

- jij, je, u, hij, zij, het : stam + T

wij, we jullie : infinitief

Denk aan het werkwoord : werken

Wat is de tegenwoordige tijd van: ' antwoorden ' jij niet?

1. antwoord
2. antwoorden
3. antwoordt
4. antwoordden

Verleden tijd

- Gebruiken bij een gebeurtenis uit het verleden

Werkwoorden zonder klankverandering:

- zoek de stam ( T.T )

- voeg TE(N) of DE(N) toe

- soms een verdubbeling van T of D als de stam op een T of D eindigt

Wat is de ovt van : Hij ' blijven '

1. Bleef
2. Blijf
3. gebleven
4. Blijven

Wat is de ovt van hij 'komen'

1. komt
2. kwam
3. komen
4. komtd

Voltooid deelwoord

- vorm werkwoord : iets dat al gebeurd is

- vaak samen met hulpwerkwoorden : hebben of zijn

Voltooid deelwoord

WERKWOORDEN ZONDER KLANKVERANDERING:

- Ge + stam + D of T

Wanneer een D of T?

-zet je werkwoord in o.v.t 

eindigt het werkwoord op -de? dan schrijf je -D

eindigt het werkwoord op -te ? Dan schrijf je een -T

wat is vd van : hij is ' terugkeren '

1. terugkomen
2. terugkeren
3. teruggekeerd
4. terugekeerd

Verbeter de oefeningen!

Evaluatie