les 36 propaganda in de oudheid
1 / 26
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Waaraan kan je zien dat een zin een actieve betekenis heeft?
A
Omdat de praesens wordt gebruikt
B
Omdat de persoonsvorm bij het onderwerp hoort.
C
Omdat een onvoltooid deelwoord wordt gebruikt
D
Dat kan je niet zien.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe maak je ook al weer het participium praesens
A
door achter de stam -ior te zetten
B
door achter de stam -ns of -nt te zetten
C
door achter de stam -issimus te zetten
D
door achter de stam -nd te zetten
Slide 6 - Quizvraag
Met welke groep congrueert het participium praesens, groep 1+2 of groep 3?
A
groep 1+2
B
groep 3
Slide 7 - Quizvraag
hoe vertaal je een participium praesens meestal, bijvoeglijk of predicatief?
A
bijvoeglijk
B
predicatief
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Welke van de volgende vormen is of zijn voltooi? Praesens, Imperfectum, Perfectum, Plusquam perfectum.
Slide 11 - Open vraag
Waaraan kan je de stam herkennen van een a-stam of i-stam?
Slide 12 - Open vraag
Waaraan kan ik een Perfectum-stam herkennen van de e-stam?
Slide 13 - Open vraag
Waar kan ik de perfectum-stam van de mk-stam vinden
Slide 14 - Open vraag
Wat is het ezelsbruggetje voor de stammen?
