5.4 Wat houd je echt over? - editie 7

5.4 Wat houd je echt over?
  • Ik kan de brutowinst van een bedrijf uitrekenen, als de omzet en inkoopwaarde gekend zijn.
  • Ik kan voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  • Ik kan de nettowinst van een bedrijf uitrekenen, als de brutowinst en kosten gekend zijn.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.4 Wat houd je echt over?
  • Ik kan de brutowinst van een bedrijf uitrekenen, als de omzet en inkoopwaarde gekend zijn.
  • Ik kan voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  • Ik kan de nettowinst van een bedrijf uitrekenen, als de brutowinst en kosten gekend zijn.

Slide 1 - Tekstslide

5.4 Wat houd je echt over
Herhaling
  • De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
  • De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW.
  • De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

afzet x verkoopprijs = omzet

2000 hamburgers x € 5,00 per hamburger = € 10.000 opbrengst

Slide 2 - Tekstslide

5.4 Wat houd je echt over?
Brutowinst
  • De inkoopwaarde is de inkoopprijs van de verkochte producten.
  • De brutowinst  is de toegevoegde waarde van alle verkochte producten samen.

omzet - inkoopwaarde = brutowinst

bv. inkoopprijs hamburger is € 1,60 en verkoopprijs hamburger is € 5,00:
€ 10.000 opbrengst -  € 3.200 inkoopprijs = € 6.800 brutowinst

Slide 3 - Tekstslide

De omzet is € 25.000 en de inkoopwaarde is
€ 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 4 - Open vraag

Joyce heeft een lampenwinkel.
Haar omzet in november dit jaar is € 22.000.
In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000. Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 5 - Quizvraag

De omzet van de kledingwinkel van Joost is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 6 - Quizvraag

bedrijfskosten?

Slide 7 - Woordweb

5.4 Wat houd je echt over?
Nettowinst
  • Bedrijfskosten zijn de kosten die een producent maakt om te kunnen produceren/verkopen.
  • De nettowinst  is het bedrag dat overblijft na aftrek van alle kosten.

brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst

bv. gas, elektriciteit, huur en loon bedragen € 5.000
€ 6.800 brutowinst - € 5.000 bedrijfskosten = € 1.800 nettowinst

Slide 8 - Tekstslide

Hoe bereken je de nettowinst?
A
brutowinst - inkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
C
inkoopwaarde - bedrijfskosten = nettowinst
D
brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst

Slide 9 - Quizvraag

Hoe bereken je de nettowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
brutowinst - bedrijfskosten
C
omzet - brutowinst
D
omzet - brutowinst - bedrijfskosten

Slide 10 - Quizvraag

De omzet van de kledingwinkel van Joost is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De nettowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 11 - Quizvraag

=
-
=
verkoopprijs
x
bedrijfskosten
omzet
nettowinst
brutowinst
afzet

Slide 12 - Sleepvraag

verkoopprijs
afzet
omzet
inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
De hoeveelheid producten je verkoopt.
Kosten die je maakt om te kunnen verkopen.
Aankoopkosten van het verkochte product.
De totale opbrengst van de verkoop.
Wat je na de aftrek van kosten overhoudt.
De verkoopopbrengst min de aankoopkosten.
De prijs waaraan je je product verkoopt.

Slide 13 - Sleepvraag

x _______________________
- _______________________
- _______________________
inkoopwaarde
nettowinst
brutowinst
bedrijfskosten
verkoopprijs
omzet
afzet

Slide 14 - Sleepvraag

Op welke manier kan ik de nettowinst niet verhogen?
A
Reclame maken, zodat de vraag stijgt.
B
Onderhandelen met leveranciers om goedkopere aankoopprijzen te bekomen.
C
Besparen op personeelskosten.
D
De verkoopprijs verhogen als er meer aanbod dan vraag is.

Slide 15 - Quizvraag

5.4 Wat houd je echt over?
  • Ik kan de brutowinst van een bedrijf uitrekenen, als de omzet en inkoopwaarde gekend zijn.
  • Ik kan voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  • Ik kan de nettowinst van een bedrijf uitrekenen, als de brutowinst en kosten gekend zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Maken oefening 53-58 p. 143

timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Maken oefening 59-66 p. 145
timer
8:00

Slide 18 - Tekstslide