Borp Lesbrief Markt en Overheid hoofdstuk 1 paragraaf 1.4

Markt en Overheid 
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.4 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Markt en Overheid 
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.4 

Slide 1 - Tekstslide

Kosten en opbrengsten
Hoe zat het ook alweer? (Lesbrief Vragers en aanbieders)
Ken je al deze afkortingen nog?
MK, TCK, TVK, TK, MO, TO, TW, BEP
Nu komen daar nog bij:
GCK, GVK, GTK
 

Slide 2 - Tekstslide

  • Formules:
  • MK
  • Kosten voor 1 extra product 
  • TCK
  • Totale constante kosten
  • TVK
  • Totale variabele kosten
  • TK
  • Totale kosten TVK+TCK
  • MO
  • Marginale opbrengst (=p)
  • TO
  • Totale opbrengst
  • p x q
  • TW
  • Totale winst
  • TO -TK
  • BEP
  • TO = TK of GO= GTK

Slide 3 - Tekstslide

Formules
  • GCK
  • Gemiddelde constante kosten 
  • (TCK / q)
  • GVK
  • Gemiddelde variabele kosten
  • (TVK / q)
  • GTK
  • Gemiddelde totale kosten
  • (GVK + GCK of TK/ q)

Slide 4 - Tekstslide

Variabele kosten
Proportioneel variabele kosten: = variabele kosten die evenredig toenemen
Progressief variabele kosten = variabele kosten die meer dan evenredig toenemen. 
Degressief variabele kosten = variabele kosten die minder dan evenredig toenemen

Slide 5 - Tekstslide

MK < GVK => Daalt de GVK (degressie)
MK > GVK => Stijgt de GVK (progressie)
MK = GVK (proportionaliteit)

Slide 6 - Tekstslide

Extra uitdaging:
Hoe snel kun je de juiste formules vinden?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Maximale Winst: hoe zat het ook alweer?
Maximale winst bij Volkomen concurrentie:
1) bepaal MO (MO = P) en bepaal MK 
2) bereken bij welke q de winst maximaal is door MO=MK
3) bereken de maximale totale winst
TW = TO - TK bij de gevonden q

Slide 9 - Tekstslide

TO = 560q
TK = 30q + 340

MO =
A
340
B
30q
C
560

Slide 10 - Quizvraag

TO = 560q
TK = 30q + 340

MK =
A
30
B
30q
C
340

Slide 11 - Quizvraag

MO = 560 en MK = 30
voor maximale winst moet de ondernemer........
A
blijven produceren totdat hij/zij erbij neervalt
B
blijven produceren totdat de productiecapaciteit is bereikt
C
blijven produceren

Slide 12 - Quizvraag

MO = 500 en MK = 0,02q
bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
q = 500
B
q = 10000
C
q = 25.000

Slide 13 - Quizvraag

Huiswerk
Maken t/m 1.16

Slide 14 - Tekstslide

De winst per product bereken je door:
A
TO - TK
B
MO = MK
C
Qa - Qv
D
GO - GTK

Slide 15 - Quizvraag

Een bedrijf maakt maximale winst als
A
GO = GTK
B
TO = TK
C
MO = MK
D
Mo = 0

Slide 16 - Quizvraag

Welke formule gebruik je voor het bepalen van de Q bij:
A. Break even
B. Maximale winst
A
A. GO - GTK, B. MO = MK
B
A. TO - TK, B. MO > MK
C
A. GO = GTK, B. MO = MK
D
A. TO = TK, B. MO < MK

Slide 17 - Quizvraag

Twee beweringen over break-even.
I. Break-evenafzet: TO = TK
II. Break-evenafzet: GO = GTK
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 18 - Quizvraag

TK = 20q + 3500
Hoeveel bedraagt de GVK en hoeveel bedraagt de TCK?
A
GVK = 3500 en TCK = 20
B
GVK = 20 en GCK = 3500
C
GVK = 20 en TCK = 3500

Slide 19 - Quizvraag

Gegeven:
TCK = €25.000
GVK = €10
Bij een productieomvang van 10.000 stuks geldt:
A
GCK: €2,50 TK: €25.010
B
GCK: €2,50 TK: € 125.000
C
GCK: €25.000 TK: €25.010
D
GCK: €2.500 TK: €125.000

Slide 20 - Quizvraag

Opdrachten
 t/m 1.20

Slide 21 - Tekstslide