1 juni: Oefenen met H3 (herhaling + opdrachten tussendoor)
2 juni: Oefenen met opdrachten
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les hebben we hoofdstuk 3 herhaald en is er geoefend met de lesstof.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn de gevolgen van jouw consumpties?
Gevolgen van de consumptie die niet in de prijs van een product worden meegenomen maar wel de welvaart van andere beïnvloeden noemen we externe effecten.
Positieve externe effecten
Negatieve externe effecten
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Dus.....let op!
Een extern effect is een onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een ander dan de veroorzaker beïnvloedt.
> Bij een positief extern effect neemt de welvaart van de externe partij toe (bouwen van nieuwe dijken & wegen); wat voor goederen zijn dit?
> Bij een negatief extern effect daalt de welvaart van de externe partij (milieuvervuiling bij productie & vandalisme bij voetbalwedstrijden)
Slide 6 - Tekstslide
Marktfalen; ingrijpen!
De overheid grijpt om verschillende redenen in in het marktproces, bijvoorbeeld omdat ze de prijzen te hoog of te laag vindt of omdat er sprake is van marktfalen, zoals bij externe effecten en collectieve goederen.
Slide 7 - Tekstslide
De rol van de overheid
Waarom bemoeit de overheid zich soms met de markt?
Kernwoorden:
- marktfalen
- negatieve externe effecten
- positieve externe effecten
Slide 8 - Tekstslide
Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen
Slide 9 - Quizvraag
Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen
Slide 10 - Quizvraag
Wat kan een reden zijn waarom de overheid ingrijpt in de economie?
A
Martkfalen voorkomen
B
Winst maken
C
Belasting verminderen
D
Negatieve externe effecten versterken
Slide 11 - Quizvraag
Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken: I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken. II. Een postief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed
Slide 12 - Quizvraag
negatief extern effect
Bij negatieve externe effecten, heeft de productie of consumptie van een product een onbedoelde negatieve invloed op de welvaart in een land.
Slide 13 - Tekstslide
Wat wil de overheid bereiken als zij door een ingreep in de markt de aanbodlijn van B naar A wil laten verschuiven?