Pouvoir

  • Voca
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • Le verbe pouvoir

Slide 2 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord 
pouvoir in de présent of 
de passé composé.

Slide 3 - Tekstslide

pouvoir = kunnen, mogen
présent
je peux = ik kan
tu peux = jij kunt
il peut = hij kan
elle peut = zij kan
nous pouvons = wij kunnen
vous pouvez = jullie kunnen, u kunt
ils/elles peuvent = zij kunnen

passé composé
j'ai pu = ik heb gekund
tu as pu = jij hebt gekund
il a pu = hij heeft gekund
elle a pu = zij heeft gekund
nous avons pu = wij hebben gekund
vous avez pu = jullie hebben gekund, u heeft gekund
ils/elles ont pu = zij heeft gekund

Slide 4 - Tekstslide

pouvoir = kunnen
imparfait
je pouvais 
tu pouvais
il/elle pouvait
on pouvait 
nous pouvions 
vous pouviez
ils/elles pouvaient 

futur simple
je pourrai
tu pourras
il/elle pourra
on pourra 
nous pourrons 
vous pourrez 
ils/elles pourront 

Slide 5 - Tekstslide

Ils ...
A
pouvons
B
peuvent
C
pouvez
D
peut

Slide 6 - Quizvraag

Nous ...
A
a pu
B
as pu
C
avons pu
D
avez pu

Slide 7 - Quizvraag

Tu ...
A
peux
B
peut
C
peuvent
D
pouvez

Slide 8 - Quizvraag

Elle ...
A
avons pu
B
ont pu
C
ai pu
D
a pu

Slide 9 - Quizvraag

Vous ...
A
pouvons
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 10 - Quizvraag

J' ...
A
ont pu
B
ai pu
C
a pu
D
as pu

Slide 11 - Quizvraag

Mon père ...
A
pouvez
B
pouvons
C
peut
D
peux

Slide 12 - Quizvraag

Mes soeurs ...
A
ont pu
B
a pu
C
avez pu
D
ai pu

Slide 13 - Quizvraag

Je ... (présent)

Slide 14 - Open vraag

Vous ... (passé composé)

Slide 15 - Open vraag

Mes frères ... (imparfait)

Slide 16 - Open vraag

Tu ... (futur simple)

Slide 17 - Open vraag

Léa ... (présent)

Slide 18 - Open vraag

Nous ... (passé composé)

Slide 19 - Open vraag

Elles ... (futur simple)

Slide 20 - Open vraag

Il ... (imparfait)

Slide 21 - Open vraag

Vertaal:
men kan/mag

Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
jullie hebben gekund/gemogen

Slide 23 - Open vraag

Vertaal:
ik kon/mocht

Slide 24 - Open vraag

Vertaal:
jullie zullen kunnen/mogen

Slide 25 - Open vraag

Vertaal:
wij kunnen/mogen

Slide 26 - Open vraag

Vertaal:
zij hebben gekund/gemogen

Slide 27 - Open vraag

Vertaal:
zij zullen kunnen/mogen

Slide 28 - Open vraag

Vertaal:
u kon, u mocht

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link