H 6.2 Rekenen met procenten

Terugblik
  • Ik weet dat 14 van de 100, hetzelfde is als 14%.
  • Ik ken de meest voorkomende breuken met hun percentages en omgekeerd uit mijn hoofd (⅛ is voor kader extra).
  • Ik kan uitrekenen hoeveel de euro de korting is van een voorwerp, wanneer het percentage is gegeven.
  • Ik kan procenten omrekenen naar een breuk en een decimaal getal en omgekeerd (Kader).
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik
  • Ik weet dat 14 van de 100, hetzelfde is als 14%.
  • Ik ken de meest voorkomende breuken met hun percentages en omgekeerd uit mijn hoofd (⅛ is voor kader extra).
  • Ik kan uitrekenen hoeveel de euro de korting is van een voorwerp, wanneer het percentage is gegeven.
  • Ik kan procenten omrekenen naar een breuk en een decimaal getal en omgekeerd (Kader).

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel procent is
21
A
2%
B
20%
C
50%
D
100%

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel procent is
51
A
5%
B
10%
C
15%
D
20%

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel procent is
53
A
3%
B
5%
C
50%
D
60%

Slide 4 - Quizvraag

Kader:
70% = ..... (decimaal getal)
A
7
B
0,7
C
0,07
D
70

Slide 5 - Quizvraag

Doel van deze les
Ik kan mbv een verhoudingstabel een percentage met hoeveelheid berekenen.

 

Slide 6 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel (blz. 52)
Voorbeeld opgave:

In een park hangen 240 nestkastjes.
In 74,6% van deze kastjes broeden vogels.
Hoeveel nestkastjes zijn dat?

Slide 7 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







Je begint altijd met 
een verhoudingstabel.

Slide 8 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
Voorbeeld opgave:

In een park hangen 240 nestkastjes.
In 74,6% van deze kastjes broeden vogels.
Hoeveel nestkastjes zijn dat?
240 nestkastjes 
is 100%. 

Slide 9 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







In 74,6% van de nestkastjes broeden vogels.

Slide 10 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







Boven in de tabel weet je 
2 getallen. Zet daar 1 tussen, want je rekent terug naar 1%.

Slide 11 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







Zet bogen en berekeningen boven de tabel. 
Dus : 100 en x 74,6.

Slide 12 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







Zet dezelfde bogen bij de onderkant van de tabel. Nu kun je de onderkant van de tabel berekenen.

Slide 13 - Tekstslide

Procenten en verhoudingstabel
In een park hangen 240 nestkastjes. In 74,6% van deze kastjes broeden vogels. Hoeveel nestkastjes zijn dat?

 









aantal
240









aantal







Je hebt alleen maar hele nestkastjes. Rond je antwoord dus af op helen.

Slide 14 - Tekstslide


Pak je wisbordje en maak de volgende vragen.

Ga aan de slag met je weekplanner
timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide

Doel van deze les
Ik kan mbv een verhoudingstabel een percentage met hoeveelheid berekenen.

 

Slide 16 - Tekstslide

Het stadion in Utrecht heeft 24.500 zitplaatsen. Hoeveel is 48%?
A
11.760
B
245
C
12.250
D
5.104

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 17 blz. 54 boek

Het Univé Stadion in Emmen heeft 8600 zitplaatsen. 
Tijdens een wedstrijd is 62% van de zitplaatsen bezet. 
Je gaat uitrekenen hoeveel plaatsen bezet zijn 



Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 18 blz. 54 boek

Stadion Galgenwaard in Utrecht heeft 24 500 zitplaatsen.
Tijdens een wedstrijd is 48% van de zitplaatsen bezet.
Jan wil weten hoeveel zitplaatsen dat zijn.



Slide 19 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
In de opruiming krijg je korting. De korting zie je vaak in procenten. Je kunt dan de nieuwe prijs berekenen. 


Astrid koop een spijkerbroek van €49,95.
Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs.

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
Astrid koop een spijkerbroek van €49,95.
Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs.



Slide 21 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen
Astrid koop een spijkerbroek van €49,95.
Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs.

                                       
                                              Astrid betaalt nu:
                                                €49,95 - €7,49 = €42,46

Slide 22 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
Mariëlle koopt het horloge uit de advertentie.
Hoeveel moet Marielle voor het horloge betalen?
€54,95

Slide 23 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
Mariëlle koopt het horloge uit de advertentie.
Hoeveel moet Marielle voor het horloge betalen?


                                                 Mariëlle betaalt nu:
                                                 €54,95 - €8,24 = €46,71
€54,95
€8,24

Slide 24 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
De prijs van stripboeken gaat met 3,6% omhoog. De prijs van een stripboek was €6,90. Bereken de nieuwe prijs van het stripboek.
€6,90
3,6
x 3,6
x 3,6

Slide 25 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
De prijs van stripboeken gaat met 3,6% omhoog. De prijs van een stripboek was €6,90. Bereken de nieuwe prijs van het stripboek.

                                                    Een stripboek kost nu:
                                                    €6,90 + €0,25 = €7,15
€6,90
3,6
x 3,6
x 3,6
€0,25

Slide 26 - Tekstslide

en wat nu?
Je gaat nu aan het werk met je weekplanner week 6
Of.....
Als je het leuk vindt dan kan je hieronder ook verder gaan met de HAVO opdrachten hieronder. 

Slide 27 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 
Een 2e manier:
Bereken eerst het percentage van de nieuwe prijs. Daarna bereken je de nieuwe prijs.

Voorbeeld:
Astrid koopt een spijkerbroek van €49. Zij krijgt 15% korting. Wat moet zij nu voor de spijkerbroek betalen?



Slide 28 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 

Voorbeeld:
Atrid koopt een spijkerbroek van €49. Zij krijgt 15% korting. Wat moet zij nu voor de spijkerbroek betalen?





49
x 85
x 85
85
percentage dat Astrid moet betalen:
100% - 15% = 85%

Slide 29 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 

Voorbeeld:
Atrid koopt een spijkerbroek van €49. Zij krijgt 15% korting. Wat moet zij nu voor de spijkerbroek betalen?





49
x 85
x 85
85
Astrid betaalt 
€41,65 
voor de spijkerbroek.
41,65

Slide 30 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 

Een 2e manier:
Bereken eerst het percentage van de nieuwe prijs. Daarna bereken je de nieuwe prijs.

Voorbeeld:
Een kaartje voor het Sportfondsenbad kost €4,50. De prijs gaat met 20% omhoog. Bereken de nieuwe prijs.



Slide 31 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 

Voorbeeld:
Een kaartje voor het Sportfondsenbad kost €4,50. De prijs gaat met 20% omhoog. Bereken de nieuwe prijs.





4,50
x 120
x 120
120
percentage dat de prijs omhoog gaat:
100% + 20% = 120%

Slide 32 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen 

Voorbeeld:
Een kaartje voor het Sportfondsenbad kost €4,50. De prijs gaat met 20% omhoog. Bereken de nieuwe prijs.





4,50
x 120
x 120
120
De nieuwe prijs is:
€5,40
5,40

Slide 33 - Tekstslide


Pak je wisbordje en maak de volgende vragen.

Manier 1:
Je berekent eerst de korting in euro's . 
Daarna trek je de korting af van de oude prijs.
Of tel je de prijsverhoging bij de nieuwe prijs op.

Manier 2:
Bereken eerst het percentage van de nieuwe prijs.
Daara bereken je de nieuwe prijs.


Beide manier mag je gebruiken!!

Slide 34 - Tekstslide